Dit artikel is gepubliceerd in de VPRO Gids, 4-10 november 2017
Je bent op weg naar de supermarkt wanneer je opeens een flinke trilling in je linker bovenarm voelt. Je weet: ergens op aarde heeft een zware aardbeving plaatsgevonden. Even later check je op je mobieltje het wereldnieuws en inderdaad, Mexico blijkt getroffen door een beving met een kracht van 5,9 op de schaal van Richter. Deze aardbeving voelde je stevig, maar dagelijks vinden er talloze kleine bevingen plaats die je als lichte tintelingen in je arm merkt.
Zo ongeveer moet de Spaanse cyborgkunstenaar Moon Ribas zich dagelijks voelen. In 2013 liet zij in haar linker bovenarm een sensor implanteren die draadloos verbonden is met een online-netwerk van seismografen. Zodra dit netwerk ook maar ergens ter wereld een aardbeving registreert, gaat de sensor in haar arm trillen. Als kunstenaar gebruikt Ribas deze trillingen in haar dans- en percussievoorstellingen. Zo danst ze in ‘Waiting for Earthquakes’ op de trillingen die ze realtime in haar arm voelt: improvisaties op de natuurlijke bewegingen van schuivende aardplaten.
Afgelopen mei vertelde Ribas tijdens The Next Web-conferentie in Amsterdam over haar ervaringen als cyborg. “Het is alsof ik twee hartslagen heb: die van mezelf en die van de aarde. Mijn cyborgervaringen brengen me dichter bij de natuur. Voor mij heeft het zijn van een cyborg niks te maken met het streven naar perfectie, zoals sommige mensen denken. Het is gewoon een evolutie, een herontwerp van mezelf.”
Ribas ziet cyborgtechnologie als een manier om het menselijk brein te boetseren met nieuwe ervaringen afkomstig van zintuigen die mensen van nature niet hebben, maar sommige andere organismen wel. Er zijn vissen en insecten die infrarood licht zien, sommige vogels nemen ultraviolet licht waar, en dolfijnen en vleermuizen sporen met ultrageluid hun prooi op. Technologie stelt ons in staat om dit soort signalen op te pikken met speciale sensoren en wanneer we die sensoren in ons lichaam implanteren, zijn we cyborgs geworden.
De documentaire ‘Cyborgs among us’ − de opening van het InScience wetenschapsfilmfestival in Nijmegen op 8 november − geeft een prachtige inkijk in de wereld van de cyborgs. Ribas zit zelf niet in de documentaire, maar haar Barcelonese jeugdvriend Neil Harbisson wel. Harbisson is de bekendste cyborg ter wereld. Hij heeft een soort antenne van achteren naar voren over zijn hoofd lopen, alsof er een leeslampje op is gemonteerd. Aan de voorkant steekt de antenne centimeters boven zijn voorhoofd uit. Aan de achterkant is deze geïmplanteerd in zijn schedel (overigens door een chirurg die dat anoniem moest doen). Harbisson ziet de wereld vanaf zijn geboorte alleen maar in zwart-wit, maar dankzij de antenne neemt hij een wereld waar zoals niemand anders. De antenne registreert niet alleen zichtbaar licht, maar ook infrarood en ultraviolet licht. Al dit licht wordt omgezet in trillingen die de cyborg kan horen. Deels ziet hij dus met zijn oren.
Samen met Moon Ribas richtte Neil Harbisson in 2010 de Cyborg Foundation op, die mensen helpt om cyborg te worden, cyborgrechten verdedigt en cyborgisme als sociale en artistieke beweging promoot.
Goddelijk weefsel
‘Cyborgs among us’ laat ons kennismaken met amateurs die in gammele schuren hun eigen lichaam proberen te hacken en naar de tattoo-shop gaan voor het illegaal laten implanteren van een magnetische sensor, maar ook met professionele wetenschappers als MIT-onderzoeker Hugh Herr. Herr raakte tijdens een ongeluk bij het bergbeklimmen twee benen kwijt. Dankzij gespecialiseerde protheses kon hij zes maanden later alweer klimmen. Spoedig klom hij zelfs beter dan voor het ongeluk omdat hij zijn protheses kon aanpassen aan de specifieke uitdagingen van de berg. Soms komen de kleine voeten van een kind immers beter van pas dan de grote voeten van een volwassene.
Herr verbaast zich over de schijnbare tegenstelling die sommigen zien tussen natuur en technologie: “Mensen geloven dat cellen en weefsels goddelijk zijn en dat de atomen in silicium of titanium op een of andere manier minder goddelijk zijn. Voor mij gaat het om functionaliteit, schoonheid en kwaliteit van leven en niet om het materiaal. Het is idioot om te denken dat een ledemaat dat gemaakt is van cellen, maar dat niet goed werkt en lelijk is, beter zou zijn dan een ledemaat van titanium, dat wel goed werkt en er prachtig uitziet.”
Versmelting
Cyborgs zijn mensen met onderdelen die mechanica, electronica en soms ook informatica combineren. Traditioneel zijn robots machines die dankzij een computer kunnen waarnemen, denken en handelen. De wereld van de robot en die van de cyborg komen echter steeds dichter bij elkaar te liggen. In de toekomst zullen biologie, scheikunde, mechanica, elektronica en informatica steeds meer met elkaar versmelten. De nieuwste trend in de robotica is het ontwikkelen van robotische onderdelen uit slimme materialen: materialen die bijvoorbeeld verkleuren wanneer de temperatuur verandert of een kracht leveren wanneer je er eens stroompje doorheen stuurt.
Zulke materialen gaan ervoor zorgen dat robotica steeds meer op en in ons lichaam komt te zitten. Je kunt er robotpakken van maken die ouderen of lichamelijke gehandicapten fysiek ondersteunen. Je kunt er kleding mee maken die ons niet alleen warm houdt maar ook direct onze tastzin stimuleert. Zo kun je niet alleen tekst en beeld maar ook gevoel van je geliefde ontvangen: ‘ik voel een smiley in mijn jas’. Slimme materialen kunnen ook in het lichaam worden gebruikt, bijvoorbeeld in een robotisch strottenhoofd, voor mensen bij wie het origineel door een tumor moet worden verwijderd. En kleine, biologisch afbreekbare robotjes die je kunt inslikken als een pil kunnen ooit medicijnen op de juiste plek afleveren en kleine medische ingrepen uitvoeren.
Hedendaagse cyborgs zijn geen hoofdrolspelers in een freakshow, maar pioniers die enerzijds proberen menselijk ongemak of zelfs lijden te verminderen, en anderzijds zoeken naar manieren om menselijke expressie te verrijken. Of, zoals cyborg Moon Ribas het zegt: “Ik stel me een toekomst voor waarin we in het café niet als eerste vragen ‘waar kom je vandaan?’ maar ‘welke extra zintuigen heb je?’”