Tuesday, November 20, 2018

Hoe intelligent is kunstmatige intelligentie?

Worden machines slimmer dan mensen? Natuurlijk: ze kunnen beter schaken dan de beste schaker en verslaan de wereldkampioen in Go. Maar het kost veel energie, en het inlevingsvermogen van een peuter is nog altijd groter. Hoe intelligent is kunstmatige intelligentie eigenlijk?



Wekelijks maakt de NRC Wetenschapsredactie een podcast. Beluister hier mijn bijdrage aan de podcast van 14 november 2018 over kunstmatige intelligentie. Aanleiding was mijn hoofdartikel in de NRC-wetenschapsbijlage van zaterdag 10 november 2018.

Thursday, November 15, 2018

Hoe een poepende roboteend een filosofisch debat op scherp stelde

Dit artikel is gepubliceerd in de VPRO Gids van november 2018


“De eend strekt zijn nek uit om de maïskorrels uit je hand te pikken, slikt ze door, verteert ze en via de gebruikelijke passage verdwijnen ze in zijn ontlasting. Je ziet al deze acties….gekopieerd van de Natuur.” Dat schreef de Zwitserse uitvinder Jacques de Vaucanson (1709-1782) over zijn beroemdste creatie. De mechanische eend kon ook drinken, een gorgelend geluid maken en met zijn vleugels fladderen. 

In 1739 stond deze ingenieuze automaat tentoongesteld in het Hôtel de Longueville in Parijs. Links van de eend stond een mechanische trommelaar, rechts een mechanische fluitspeler. Maar automaten die muziek konden maken, bestonden al eeuwen, zowel in Europa als in China en in de Arabische wereld. Echt nieuw was een automaat die niet alleen kon bewegen, maar zelfs kon eten, spijsverteren en poepen. Dat konden toch alleen dieren van vlees en bloed? Vaucanson had er bewust voor gezorgd dat de bezoekers het inwendige van de roboteend konden zien, zodat ogenschijnlijk niets verborgen was.

Natuurlijk had de eend helemaal geen echte spijsvertering. De uitwerpselen waren natuurgetrouwe nabootsingen die via een verborgen holte uit de eend werden geduwd. Maar de eend zette een filosofisch debat op scherp. In de 17e eeuw had de filosoof René Descartes beweerd dat dieren niets anders dan machines waren. Ze deden alleen wat voorgeprogrammeerd was. Vaucanson wilde met zijn eend het omgekeerde demonstreren: je kunt een mechanische machine bouwen die in alles lijkt op een echt dier.

Maar waarom ophouden bij een dier als machine of een machine als dier? De Franse arts en filosoof Julien Offray de La Mettrie, geboren in hetzelfde jaar als Vaucanson, ging dan ook een stap verder. Hij beweerde dat ook de mens niet meer dan een machine was. En hij schreef dat hij hoopte dat een groot uitvinder als Vaucanson in de toekomst zoiets zou kunnen bouwen als een mechanische mens: “Een machine die niet langer voor onmogelijk gehouden moet worden, zeker niet onder de handen van deze tweede Prometheus.”

Wanneer we de hedendaagse hoop en angst over robots en kunstmatig intelligente computers willen begrijpen, dan moeten we beseffen dat zowel deze hoop als deze angst diep geworteld zijn in de menselijke cultuur. Robots hebben mensen al drieduizend jaar gefascineerd. Dromen over robots in werken als De Ilias van Homerus werden in vele eeuwen daarna eerst omgezet in speelgoedachtige automaten. Later volgden praktische automaten zoals automatische weefmachines, die menselijke handarbeid vervingen. Al deze automaten zijn voorlopers van de uitvinding van de programmeerbare robot halverwege de 20e eeuw. Het zit diep in ons: we proberen machines te bouwen die menselijke, ja liefst bovenmenselijke capaciteiten hebben, maar tegelijkertijd zijn we bang dat deze machines niet ondergeschikt aan ons blijven.

‘Vaucancons poepende roboteend’ is deel 1 van een zesdelige reeks radioverhalen over vreemde ideeën uit het verleden. De serie, getiteld Tijdgeest, is gemaakt door Julie Blussé. In de eerste aflevering praat ze met dierfilosoof Erno Eskens en hoogleraar geschiedenis van de psychologie Douwe Draaisma over de filosofische betekenis van de poepende eend. Waar ligt de grens tussen mechanisch ding en levend wezen?

Informatie
‘Vaucancons poepende roboteend’ wordt uitgezonden op zondag 18 november in het VPRO-programma OVT op NPO Radio 1, tussen 10.00 en 11.00. De aflevering is al vanaf 11 november te beluisteren in de podcast van Tijdgeest.

Saturday, November 10, 2018

Waarom computers het afleggen tegen peuterintuïtie

Hoe kan het toch dat computers op bovenmenselijk niveau schaken en go spelen, maar qua gezond verstand nog niet in de buurt komen van driejarigen?


Dit artikel is gepubliceerd in NRC Handelsblad van zaterdag 10 november 2018

Een man met een stapel papier in zijn handen loopt naar een gesloten kast toe. In de hoek van de kamer kijkt een klein jongetje toe. De man botst tegen de kast op, doet een paar stappen terug, loopt weer naar voren en botst voor de tweede keer tegen de kast op. Weer doet hij een paar stappen terug. Dan loopt het jongetje naar de kast, opent de deuren en kijkt omhoog naar de man. De man loopt weer naar de kast en terwijl het jongetje omlaag kijkt naar een boekenplank, legt de man de stapel papier in de kast.

De video van deze scène is afkomstig van de psychologen Felix Warneken en Michael Tomasello. Zij deden onderzoek naar altruïsme bij jonge kinderen.

De Amerikaanse cognitiewetenschapper en onderzoeker van kunstmatige intelligentie Josh Tenenbaum, verbonden aan het MIT in Massachusetts, gebruikt dezelfde video juist om de beperkingen van de huidige kunstmatige intelligentie te illustreren. Tenenbaum zei afgelopen juli op een congres over kunstmatige intelligentie: „Het jongetje is anderhalf jaar oud en heeft deze situatie nog nooit eerder gezien. Hij begrijpt de bedoeling van de man en hij begrijpt de functie van de kast. Denk je eens in wat het jongetje allemaal moet weten om te doen wat hij doet. Geen enkele computer of robot kan wat dit jongetje kan.”

[...]

Om nog beter te begrijpen waarom het voor kunstmatige intelligentie nog steeds zo moeilijk is om te doen wat het anderhalf jaar oude jongetje doet, ga ik met de video op mijn laptop langs in Nijmegen, bij twee Nederlandse experts: cognitiewetenschapper Iris van Rooij en hoogleraar kunstmatige intelligentie Marcel van Gerven, beiden verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Allebei kennen ze het werk van Tenenbaum goed, maar kijken er vanuit een ander perspectief tegenaan: Van Rooij als cognitiewetenschapper, en Van Gerven als neurowetenschapper en onderzoeker en ontwikkelaar van kunstmatige intelligentie.

Lees het hele artikel op de website van NRC Handelsblad.

Wednesday, November 7, 2018

Een robot als een blaadje voor iedere leerling

De zelfbouwrobot Leaphy stimuleert scholieren in robotica en programmeren. „Het bouwen van het robotje is helemaal niet moeilijk.”


Dit artikel is verschenen in de online-versie van NRC Handelsblad van 7 november 2018.

Bouw een betaalbare robot voor het onderwijs. Die opdracht gaf docent Olivier van Beekum van het Corderius College in Amersfoort enkele jaren geleden in zijn les over robotica. Van Beekum wil dat elke leerling in Nederland, zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs, zijn eigen robot in elkaar kan zetten.

Twee leerlingen die destijds in 4vwo zaten, kwamen met een bijzonder ontwerp. Waar alle andere scholieren robots ontwierpen die er uitzagen als vierkante doosjes, bedachten Vroukje van der Vliet en Hannah Kersbergen een robot die er snel uitziet en ronde vormen heeft. Met een lasersnijder maakten ze een houten romp in de vorm van een blad van een boom. Ze voegden er een goedkoop minicomputertje van Arduino Uno aan toe, twee elektromotoren, enkele sensoren en twee wielen. Zo kwam het rondrijdende robotje Leaphy ter wereld.

Leaphy kan bijvoorbeeld een lijn op de grond volgen, lichtbronnen opzoeken en op geluid reageren. Maar voeg er andere sensoren aan toe, of programmeer het robotbrein iets anders, en de mogelijkheden zijn eindeloos. „Door het zelf bouwen van een robot raak je bekend met wat een robot precies is en kun je er beter over nadenken”, zei Vroukje er twee jaar geleden over.

Lees de rest van het artikel op de website van NRC Handelsblad.

Voor een emotionele band kan een robot maar beter gebreken hebben

Dit artikel is gepubliceerd in De Filmkrant van november 2018

Het duurt minder dan een seconde, maar het is een fascinerend moment in de documentaire AlphaGo: de Roger Federer van het go-spel, de Zuid-Koreaan Lee Sedol, flitst met zijn intense blik van het bord met zwarte en witte stenen naar zijn tegenstander aan de andere kant van het bord. Hij wil de emotie op het gezicht van zijn tegenstander peilen. Ziet hij overtuiging of juist twijfel? Maar zijn tegenstander AlphaGo is onzichtbaar. Het is een computer. Hij heeft geen lichaam, geen gezicht, geen emoties. Bij Lee Sedol slaat de twijfel toe. Heeft de computer zojuist een domme of een geniale zet gedaan?

Lee Sedol verliest de partij en zegt na afloop: “Normaal is er tijdens een partij een uitwisseling van gevoelens met je menselijke tegenstander. Maar van AlphaGo voel je niets. Dat is verwarrend. Het brengt je zelf nog meer aan het twijfelen.”

Computer AlphaGo versloeg Lee Sedol in 2016 met 4-1 in een match die wereldwijd door miljoenen mensen live werd gevolgd. De computer ontdekte geniale zetten waarvan mensen eeuwenlang hadden gedacht dat ze slecht waren. “AlphaGo heeft het go-spel voor duizend jaar verrijkt”, zegt een go-professional in de documentaire AlphaGo.

Waar voor computer AlphaGo het ontbreken van emoties een groot voordeel is ten opzichte van zijn menselijke tegenstanders, daar is gebrek aan emoties en empathie bij een robotinterviewer juist een obstakel. In de documentaire More human than human laat de Amerikaanse filmmaker Tommy Pallotta een robotische camera ‑ een cambot ‑ bouwen die hem als filmmaker gaat interviewen. Pallota hoopte dat hij zich tegenover een robotinterviewer meer bloot geeft dan tegenover een menselijke interviewer. Maar het omgekeerde gebeurt. Door een totaal gebrek aan betekenisvol contact tussen hem en de cambot slaat hij helemaal dicht tijdens het interview dat het hoogtepunt van de documentaire had moeten worden.

Beide documentaires, AlphaGo en More human than human, maken deel uit van een speciaal programma over kunstmatige intelligentie dat draait tijdens het International Science Film Festival InScience, dat van 7 tot en met 11 november plaatsvindt in Nijmegen.

In dat programma zitten ook twee sciencefictionfilms waarin emoties tussen mens en machine het centrale thema vormt: de film Robot & Frank uit 2012 en de Oscar-winnaar Her uit 2013. Om onze menselijke dromen te toetsen aan de werkelijkheid zou je ze eigenlijk alle vier moeten bekijken. Zowel Her als Robot & Frank laten op een subtiele manier zien hoe sterk onze neiging tot het antropomorfismen van levenloze machines is.

In Her wordt hoofdpersoon Theodore Twombly − professioneel brievenschrijver bij het bedrijf BeautifulHandwrittenLetters.com − verliefd op Samantha, het eerste kunstmatig intelligente besturingssyteem ter wereld. Samantha spreekt hem door een oortje toe, kijkt door het cameraatje van zijn mobieltje naar de wereld, organiseert zijn e-mails en spreekt etentjes af. Tegen het einde van de film zegt Samantha tegen Theodore dat ze zich geestelijk heeft ontwikkeld tijdens hun relatie en dat ze verder wil. Samantha blijkt op 641 mensen tegelijk verliefd.

Ook in Robot & Frank ontstaat een emotionele relatie tussen mens en machine. Voormalig juwelendief Frank begint te dementeren en kan steeds minder goed voor zichzelf zorgen. Zijn zoon en dochter zijn druk met hun eigen carrières, en de zoon besluit een hulprobot voor Frank te kopen, die simpelweg Robot heet. Frank sputtert tegen: “Die machine gaat me in mijn slaap vermoorden”, maar zijn zoon houdt voet bij stuk: “De robot blijft hier en jij doet wat hij zegt.”

Robot vertelt Frank dat hij geprogrammeerd is om zich om Franks gezondheid te bekommeren. In plaats van cornflakes voor het ontbijt serveert de robot ineens een grapefruit. Robot neemt Frank mee wandelen en tuinieren. Zo veel goede bedoelingen, zoveel zachte dwang, zo’n robot wekt grote irritatie op, bij Frank en bij de kijker.

Maar dan slaat de sfeer totaal om. Frank vervalt in zijn oude gewoonte om spullen te stelen en ontdekt dat de robot weliswaar om zijn gezondheid zorgt maar verder geen enkele morele grenzen heeft. Het concept stelen kent de robot niet. Wanneer Frank zijn robot leert om sloten te kraken en de robot daar heel handig in wordt, bloeit Frank geestelijk helemaal op.

Samen gaan ze een juweleninbraak plannen bij een jong yuppenstel waar Frank een bloedhekel aan heeft gekregen. De man van het stel heeft zijn geliefde bibliotheek omgetoverd tot een augmented-reality-bibliotheek zonder fysieke boeken. “Ik ben heel blij met je vooruitgang”, zegt de robot. “Het plannen van de inbraak was een geweldig idee.” Zo wordt de robot voor de kijker ineens aaibaar in plaats van bloedirritant. Om een emotionele band met een machine op te bouwen, kan de machine maar gebreken hebben, net als de mens zelf.

De twee sciencefictionfilms verbeelden fraai onze millennia-oude wens om mensachtige machines te bouwen. Waar in de 20e eeuwse sciencefiction veel robots nog tegen de mens in opstand kwamen, zijn de machines uit Her en Robot & Frank er juist om de mens te dienen. Maar het blijven machines. Om Frank uit de handen van de politie te houden, vraagt Robot aan Frank om zijn geheugen te wissen, want daar staat het bewijs van hun inbraken op. “Ik ben geen persoon”, zegt Robot, “Wis mijn geheugen.” Frank wil er niet aan. Hij is gehecht geraakt aan zijn robot.

De twee documentaires laten daarentegen zien hoe verschillend de huidige kunstmatige intelligentie is van onze menselijke intelligentie. In sommige aspecten, zoals logisch redeneren, zijn die machines al lang bovenmenselijk, maar in andere aspecten, zoals empathie, zijn onze slimme machines extreem beperkt. De mens is gevormd door biologische evolutie, computers en robots door de wetten van de logica. Of, zoals de Britse hersenonderzoeker Steven Rose het zegt: “De informatieverwerking waaruit wij bestaan, evolueerde in, en zou wel eens in geen ander medium kunnen werken dan, dat van een sociale, emotionele, door seks geobsedeerde primaat van vlees en bloed.”