Thursday, May 5, 2016

Geen pillen maar therapie tegen chronische slapeloosheid

Deze week publiceerde het Amerikaanse College van Artsen een nieuwe richtlijn voor de behandeling van chronische slapeloosheid in het wetenschappelijke tijdschrift Annals of Internal Medicine. Daarin bevelen ze cognitieve gedragstherapie officieel aan als voorkeursbehandeling in plaats van slaappillen.

Klik op onderstaande afbeelding om mijn bijdrage aan het Radio 1-programma De Ochtend van woensdag 4 mei te beluisteren:



Chronische slapeloosheid wordt gedefinieerd als slapeloosheid die minimaal drie dagen per week optreedt en langer dan drie maanden aanhoudt. Mensen die lijden aan chronische slapeloosheid hebben ook overdag last van de gevolgen: ze voelen zich moe, slaperig, prikkelbaar, kunnen zich minder goed concentreren, hebben last van hun geheugen en presteren in het algemeen slechter. De oorzaak is niet lichamelijk, maar geestelijk. Mensen zijn te lang in hun hoofd met werk bezig, piekeren te veel en gaan zich zorgen maken om het slechte slapen. Vaak ontstaat daardoor een vicieuze cirkel: juist door het te bewust bezig zijn met slaap, lukt het nog slechter om in slaap te vallen.

Naar schatting lijdt tussen de zes en de tien procent van de volwassenen aan slapeloosheid. 750.000 Nederlanders slikken dagelijks slaappillen. En juist dat is iets dat het Amerikaanse College van Artsen niet aanbeveelt. Het college verzamelde wetenschappelijke studies die tussen 2004 en 2015 zijn gedaan en concludeert dat er voldoende wetenschappelijk bewijs is om de voorkeur te geven aan behandeling met cognitieve gedragstherapie in plaats van met slaappillen. Cognitieve gedragstherapie heeft op lange termijn positieve effecten, terwijl slaappillen alleen een paardenmiddel op de korte termijn zijn.

De nadelen van slaappillen zijn dat de slaap niet dezelfde kwaliteit heeft als normale slaap, dat het brein snel aan slaappillen gaat wennen en dat ze bij-effecten opleveren zoals hoofdpijn overdag. Hoewel slaappillen officieel zijn goedgekeurd, beveelt de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) ze alleen aan voor gebruik korter dan vier tot vijf weken.

Cognitieve gedragstherapie is een combinatie van denk- en doe-oefeningen. Omdat chronische slapeloosheid niet een lichamelijke maar een geestelijke oorzaak heeft, is het idee om het gedrag en het denken van de patiënt te veranderen. Denkoefeningen kunnen bestaan uit ontspanningsoefeningen en mindfulness- of andere meditatietechnieken. Die leren de geest om de eigen gedachten en gevoelens meer van een afstand te bekijken en zo los te laten. Mensen met chronische slapeloosheid moeten weer leren om het vertrouwen terug te winnen dat het lichaam zelf wel weet wanneer en hoe het in slaap moet vallen als het moe genoeg is.

De doe-oefeningen zitten in structurele aanpassingen van het gedrag. Talloze gedragsaanpassingen zijn bewezen effectief: breng regelmaat aan in de tijden waarop je gaat slapen en waarop je opstaat; zoek overdag het natuurlijke daglicht op (dat helpt de regulatie van de biologische klok); vermijd in de uren voor het slapen gaan het kunstmatige licht van computer en tablet; zorg voor voldoende lichaamsbeweging overdag, maar sport niet intensief ’s avonds laat; vermijd koffie en alcohol in de avond.

Hoewel de Amerikaanse richtlijn niet in Nederland geldt, valt wel te hopen dat ook Nederlandse artsen het advies ter harte nemen. De Nederlandse slaaponderzoeker en hoogleraar neurofysiologie Eus van Someren beklaagde zich afgelopen februari in een opiniestuk in NRC Handelsblad nog over het feit dat de wetenschap al enige jaren laat zien dat cognitieve gedragstherapie op de lange termijn beter werkt dan slaappillen, maar dat veel artsen toch vrij gemakkelijk slaappillen blijven voorschrijven. En dat terwijl er tegenwoordig in slaapproblemen gespecialiseerde psychologen zijn en er ook allerlei cognitieve gedragstherapieën in online cursussen worden aangeboden.

Ook betoogde Van Someren dat de in opleiding van artsen en psychologen maar weinig aandacht wordt gegeven aan slapeloosheid, terwijl het probleem van chronische slapeloosheid juist vaak voorkomt. Daardoor vallen patiënten met chronische slapeloosheid vaak tussen wal en schip.