Dit artikel is verschenen in de VPRO Gids van 28 oktober - 3 november 2017
Terwijl twee astronauten op de planeet Mercurius verblijven, ontstaat er een probleem met hun zonnepanelen. Als ze het probleem niet op tijd oplossen, zitten ze spoedig zonder energie. De dood is dan onvermijdelijk. Om de zonnepanelen te repareren hebben ze de stof selenium nodig, maar die is niet op voorraad. De astronauten weten dat er een poel met vloeibaar selenium op Mercurius ligt, maar die poel is veel te gevaarlijk om er zelfs in hun ruimtepakken dichtbij in de buurt te komen. Gelukkig hebben ze een snelle robot, bijgenaamd Speedy, die ze de opdracht geven om selenium te halen.
Als Speedy niet snel terugkeert, ruiken de astronauten onraad. Ze ontdekken dat de robot als een dronkenman rondjes loopt rond de seleniumpoel. Hij blijkt in conflict te zijn gekomen tussen twee wetten waarmee hij is geprogrammeerd. Volgens de ene wet moet hij opdrachten van mensen gehoorzamen en dus selenium gaan halen. Volgens de andere wet moet hij zijn eigen voortbestaan veilig stellen. Helaas blijkt het selenium ook gevaarlijk voor zijn robotbrein. Door rondjes te gaan lopen rond de seleniumpoel brengt hij zichzelf niet te zeer in gevaar, maar hij komt ook geen stap dichter bij zijn opgedragen doel. Via een list lossen de astronauten dit probleem op.
Sciencefictionschrijver Isaac Asimov publiceerde dit verhaal onder de titel Runaround in 1942, waarin hij trouwens ook het woord ‘robotica’ introduceerde. Het ging deel uit maken van zijn klassieke verhalenbundel Ik, robot, dat talloze bekende robotici heeft geïnspireerd.
Asimov was zijn tijd ver vooruit. De eerste echte robots − machines die kunnen waarnemen, denken en handelen en die een computer als brein gebruiken − werden pas eind jaren veertig gebouwd, toen de computer net was uitgevonden. Maar nog voordat deze eerste robots ten tonele verschenen had Asimov al zijn buik vol van sciencefictionverhalen waarin robots zo intelligent zijn geworden dat ze de mens gaan overheersen. Hij gaf er de term Frankensteincomplex aan, naar het moordende monster dat werd geschapen door dokter Frankenstein in de briljante negentiende eeuwse roman van Mary Shelley, geschreven toen ze pas negentien jaar oud was. Zelf verzon Asimov drie ethische wetten voor robots die hij gebruikte om volgens hem veel interessantere en realistischere verhalen over robots te vertellen die weg bleven van het door hem verfoeide Frankensteincomplex.
Asimov vond dat robots slimme instrumenten moesten zijn en net als alle andere instrumenten die de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt, ontwerpt de mens een instrument om hem te dienen en niet om zich tegen hem te keren.
Fantasierijke voorspellingen
Het Frankensteincomplex ligt diep verankerd in het culturele bewustzijn van de westerse mens. Hoe anders is dat in Japan. Daar bestaat een veel vriendelijker en socialer beeld van de robot. Google in een westers land op afbeeldingen van robots, en je krijgt relatief veel oorlogszuchtige, mensvijandige robots te zien. Doe hetzelfde in Japan en je ziet relatief veel vriendelijke, menslievende robots.
Met de sterk toegenomen denkkracht van computers in de afgelopen tien jaar − de kunstmatige intelligentie − staat het Frankensteincomplex weer volop in de spotlights. Natuurkundige Stephen Hawking heeft geroepen dat kunstmatige intelligentie het einde van de mensheid kan betekenen. Tesla-oprichter Elon Musk vreest dat de mens niet meer dan een huisdier van superslimme robots gaat worden.
Hawking mag dan alles van zwarte gaten weten, hij is geen expert als het gaat om robots en kunstmatige intelligentie. Van aandacht houdt hij wel. En Musk zou zich beter druk kunnen maken over de veiligheid van zijn zelfrijdende Tesla’s en de privacy van de rijgegevens die hij van alle Tesla-rijders verzamelt. Dat zijn veel nijpender problemen dan een theoretisch mogelijke, maar in de praktijk extreem onwaarschijnlijke Robocalyps.
Eind 2016 publiceerde een groep invloedrijke experts in robotica en kunstmatige intelligentie een onderzoeksrapport onder de titel One hundred year study on artificial intelligence (AI100). Zij concludeerden: ‘In tegenstelling tot de fantasierijke voorspellingen over kunstmatige intelligentie in de populaire pers, vond deze studiegroep geen reden dat kunstmatige intelligentie een op handen zijnde bedreiging voor de mensheid is. Er zijn nog geen machines gebouwd die eigen intenties hebben en zelfstandig langetermijndoelen ontwikkelen. En het is ook niet waarschijnlijk dat deze in de nabije toekomst worden ontwikkeld.’
Kracht en zuinigheid
Wie te ver vooruit kijkt, ziet noch de kansen, noch de problemen vlak voor zich. Dat is het probleem met dystopieën als die van Hawking en Musk. Ja, de beste menselijke schaker werd eind jaren negentig al door een computer verslagen. Ja, de beste menselijke go-speler dolf dit jaar het onderspit tegen computer AlphaGo. Maar koop eens een stofzuigrobot en de beperkingen van robots worden pijnlijk duidelijk. Stofzuigrobots zijn ideaal voor grote, lege, gladde vloeren, voor geordende omgevingen. Zet ze echter neer in rommelige huizen vol met spullen en de robot weet zich geen raad. Hij schuift geen spullen aan de kant, komt niet in lastige hoekjes en rijdt zich geregeld vast. Wel kan je kat er met veel plezier rondjes op rijden. Wat de mens makkelijk afgaat, gaat de robot vaak moeilijk af, en andersom, iets waar de robotica zelfs een aparte term voor heeft: de paradox van Moravec.
In strikte gecontroleerde omgevingen als autofabrieken zetten robotarmen al sinds de jaren zestig met groot succes onze auto’s in elkaar, maar zich voortbewegen in de alledaagse, ongestructureerde mensenwereld is andere koek. Sensoren worden steeds beter, computers steeds sneller, maar het robotlichaam is nog steeds gemaakt van harde metalen of plastics, materialen die zichzelf niet repareren en inflexibel zijn. Een grote inktvis kan zich door kleine openingen wurmen. Een kakkerlak kan zijn uitwendig skelet uitschuiven om in een spleet te kruipen die vier maal nauwer is dan het beestje zelf. Een gekko loopt ondersteboven langs plafonds. Menselijke topatleten rennen ultra-trails van honderd kilometer in bergachtige terreinen.
Er is nog geen enkele robot die ook maar enigszins in de buurt komt bij deze prestaties van biologische organismen. Van sterke robots loopt de accu razendsnel leeg. Bekijk eens een You Tube-filmpje van de viervoetige robot Big Dog. Big Dog loopt als een echte hond en wanneer hij een trap krijgt (wat op zichzelf een heel onaangenaam gevoel geeft om te zien) dan corrigeert hij zijn loop en blijft perfect overeind. Big Dog vreet energie en het Amerikaanse leger, waarvoor hij werd ontwikkeld, besloot er geen gebruik van te maken omdat hij te veel lawaai maakt. Niet zo handig met een vijand in de buurt.
Er bestaan weliswaar zuinige, tweebenige looprobots, maar die vallen bij een beetje wind of oneffenheid al om. De robotica is er nog niet in geslaagd om kracht en zuinigheid te combineren, zoals de natuur dat in de loop van de evolutie op de meest wonderbaarlijke manieren wel voor elkaar heeft gekregen.
En dan hebben we het alleen nog maar gehad over de fysieke beperkingen van robots. Ondanks de spectaculaire vooruitgang in de kunstmatige intelligentie op terreinen als spraakherkenning, automatisch vertalen, beeldherkenning en dialogen, zijn er talloze beperkingen voor wie iets dieper kijkt. Tot nu toe is kunstmatige intelligentie beperkt tot specialistische, goed gedefinieerde taken: een computer kan goed schaken en gezichten herkennen, een robot kan een auto in de lak zetten en een zelfrijdende auto kan op de snelweg zelfstandig inhalen.
Ook de lerende computers die de afgelopen jaren sterk in opkomst zijn, hebben hun beperkingen. Ze hebben altijd heel veel voorbeelden nodig om van te leren. Het menselijk brein heeft vaak maar heel weinig voorbeelden nodig. Een baby hoeft maar een paar keer het gezicht van haar moeder of vader te zien om te hebben geleerd dat het haar moeder of vader is. Hoe we dit onze robots moeten leren? We hebben nog geen idee.
In het bouwen van algemene kunstmatige intelligentie, zoals mensen die hebben, is in de afgelopen vijftig jaar veel minder vooruitgang geboekt dan in specialistische kunstmatige intelligentie. Daarom hebben we nog steeds geen computer die over willekeurig welk onderwerp kan praten, nog steeds geen creatieve robotwetenschapper, nog steeds geen robots als hulp in de huishouding, en nog steeds geen volledig zelfrijdende auto’s waaraan we onze kinderen toevertrouwen om ze in een drukke stad van huis naar de voetbalclub te brengen.
Robots hard nodig
Door de toenemende vergrijzing zullen westerse landen in de komende decennia steeds minder werkenden tellen ten opzichte van het aantal niet-werkenden. Om op zijn minst dezelfde welvaart te behouden, betekent dat dat elke werkende meer zou moeten presteren. Daarvoor zullen we robots hard nodig hebben. Robot en mens samen zijn veel efficiënter dan ieder afzonderlijk.
Als er één ethische uitgangspunt is dat de robotontwikkeling zou moeten drijven, dan is het dat de mensheid met robots meer moet floreren dan zonder robots. Robotisering is geen natuurverschijnsel dat ons overkomt, maar een ontwikkeling waar we met ons allen − burgers, bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties − invloed op hebben. De robot is er voor de mens en niet andersom.
De toekomst van robots op de korte en middellange termijn − voordat de onzekerheid zo groot wordt dat niemand er meer een zinnig woord over kan zeggen − ligt vooral in de combinatie van de robot als slim instrument aan de ene kant, en als sociaal wezen aan de andere kant. In de komende jaren zullen robotarmen, al decennialang de werkpaarden van de robotica, steeds makkelijker steeds meer verschillende taken aankunnen. In plaats van het eindeloos uitvoeren van een-en-dezelfde taak zullen de robotarmen nieuwe taken kunnen leren wanneer een mens het voordoet. De robotarmen zullen daardoor producten steeds meer op maat kunnen maken in plaats van eindeloze series van exact hetzelfde. De robotarm wordt geleidelijk een collega van de mens op de werkvloeren van de maakindustrie, de verpakkingsindustrie, de logistiek. En de zelfrijdende auto wordt de eerste grootschalige ervaring van gewone burgers met de grote mogelijkheden van mobiele robots.
Tegelijk met de ontwikkeling van robots als steeds slimmere instrumenten, nemen ook hun sociale vaardigheden toe. Ze gaan onze taal beter begrijpen en spreken, ze zullen onze lichaamstaal beter gaan begrijpen en ze zullen zelf beter worden in het uitdrukken wat ze denken en willen via hun lichaam. Wanneer een mobiele robot rondrijdt in een kantoor en geen handen heeft om een deur te openen kan hij de hulp van mensen inroepen. Hij kan een vragend gezichtje opzetten. Of hij kan letterlijk om hulp vragen.
De robot hoeft hiervoor helemaal geen perfecte kopie van een mens te zijn. In een smiley van twee puntjes en een haakje, zien we al een gezicht. Een bureaulamp die in een tekenfilm begint te dansen, dichten we al emoties toe. Het menselijk brein is zo goed in het antropomorfiseren van zijn omgeving, dat we ook niet-menselijke robots al snel menselijke eigenschappen toedichten. Net zoals nu iedereen een computer in huis heeft zal over enkele decennia iedereen een robot in huis hebben. En zonder dat je iets van programmeren hoeft te weten, kun je je huisrobot al pratend nieuwe taken laten doen. De robot niet alleen als collega, maar ook als maatje.
Creativiteit
Maakt de robot mensen dan niet massaal werkloos? In de afgelopen decennia is daarvan niets gebleken. Het effect van automatisering en robotisering op de totale arbeidsmarkt is in deze periode neutraal of zelfs lichtjes positief geweest. Dat is goed nieuws voor de toekomst. Slechts een klein aantal banen zal helemaal verdwijnen. Maar dat is nooit anders geweest in de geschiedenis. Daar staat tegenover dat er ook geheel nieuwe banen bijkomen. Tien jaar geleden bestond er nog geen app-industrie. Een grotere bron van zorg is de aanwijzing dat robotisering wel tot een schevere welvaartsverdeling kan leiden. Als we dat willen voorkomen zullen we wel goed moeten nadenken over maatregelen om inkomens en vermogens eerlijker te herverdelen.
De meeste banen zullen door robotisering van karakter veranderen. Sommige taken doen robots nu eenmaal sneller en nauwkeuriger dan mensen. Trouwens, sommige taken kunnen alleen al in ethisch opzicht beter door een robot worden gedaan, denk aan gevaarlijke taken als het werken in een mijn, constructiewerk waar de rug zwaar onder te lijden heeft, gevaarlijk reddingswerk na een natuurramp en het inspecteren van opslagplaatsen waar giftige gassen rondhangen. Andere taken zijn voorlopig nog ver buiten het bereik van robots omdat we nog geen idee hebben hoe we bepaalde vaardigheden in een robot kunnen inbouwen: creativiteit, algemeen probleemoplossend vermogen, systeemdenken, het vermogen om te blijven leren en veranderen, en last but not least het vermogen om te bedenken wat mensen willen. De toekomst is aan mensen die het beste met robots kunnen samenwerken en die robots slimmer kunnen maken.