Sunday, May 11, 2008

Poolvirus (13)

Poolblog – Zaterdag 3 mei
http://www.volkskrantblog.nl/blog/57852

Wanneer ik om zeven uur in de ochtend de deur naar het dek openklap, weet ik genoeg. Onze parkeerduur in het pakijs gaat met onbepaalde tijd verlengd worden. Er hangt mist over het ijs en het waait hard. Ik loop op het voordek onderzoeker Jens Ehn tegen het lijf. Hij maakt een dagelijks ochtendrondje langs zijn meetinstrumenten. Even checken of alles nog werkt.

Zijn meters hoge toren meet tienmaal per seconde de wind, en de hoeveelheid koolstofdioxide die door de lucht wordt getransporteerd. Touwen gillen heen en weer. Zijn toren zwiept. “Ik denk dat ik de metingen van vandaag kan weggooien”, zegt hij.

Op open water zou de wind en de mist geen enkel probleem zijn, maar varen tussen ijsschotsen, is andere koek. Daarvoor moet je goed kunnen zien welke ijsschotsen er op je afkomen. Door de beweging van het pakijs is er geen andere manier dan gewoon heel goed de ogen open houden.

Om half negen wordt er een extra wetenschappelijke vergadering belegd. Alle plannen van gisteren verdwijnen de prullenbak in. Geen gebroken ijsschotsen verzamelen die de Amundsen zou hebben gebroken; geen monsters van het open water nemen; geen skippybootexpeditie over water en ijs, om de overgang ertussen te onderzoeken.

Gelukkig hebben de CFL-onderzoekers een heel jaar voor hun studie, de langste studie ooit in het poolgebied. Ik heb helaas maar twee weken. Ga ik nog varen, of blijft het bij meedrijven met het pakijs?

Onderzoek op de pool vergt geduld, aanpassingsvermogen en veel improvisatiekunst. Wat dat betreft is er niets veranderd sinds de poolexpedities van de negentiende eeuw. Tijdens de ochtendvergadering worden snel nieuwe onderzoeksplannen gesmeed.

Ik spreek af met biologe Claire Evans, postdoconderzoeker van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), waar ze onder leiding van Corina Brussaard in de afdeling biologische oceanografie werkt. Claire is net terug van drie maanden Antarctica en doet nu drie maanden Arctica – gevat door een bipolair onderzoekersvirus.

Maar na ruim een week op de Amundsen, moet ik zeggen dat ik haar benijd.

Voor haar Antarctica-onderzoek voer ze de laatste drie maanden mee met het Duitse onderzoeksschip ‘Polar Stern’. Na afloop daarvan had ze niet veel meer dan een week om zich naar de Amundsen te spoeden, waar ze tegelijk met mij aan boord kwam. Ze onderzoekt de rol van virussen in het polaire mariene ecosysteem.



“Onder aan de arctische voedselketen staan de ijsalgen en het fytoplankton – dat noemen we de primaire productie. Ze worden gegeten door iets grotere organismen. Uiteindelijk komt de voedselketen uit bij de grote zoogdieren: de zeehond, de ijsbeer, de walvissen en ook de mens. Het dode materiaal van de grote beesten zakt naar de bodem. Zo ontstaat een soort biologische pomp, die koolstof van de kleine naar de grote organismen transporteert en van de bovenste laag van de oceaan naar de bodem. De cruciale opgave is om dat proces te kwantificeren.”

“Het effect van virussen in dit verhaal, is dat ze cellen infecteren. Die cellen zijn dan niet meer beschikbaar om omhoog te gaan in het voedselweb. Daardoor verzamelt zich meer koolstof in de toplaag van de oceaan. En dat betekent weer dat de oceaan minder koolstofdioxide kan opnemen. Dat is de link met klimaatverandering.”

“Zelf bestudeer ik wat het gevolg is van virussen voor bacteriën, algen en fytoplankton. Virussen kunnen in potentie een kwart van de dagelijkse primaire productie doden, iets wat voorheen over het hoofd werd gezien. Ze kunnen dus een grote invloed hebben op de biochemie en de ecologie.”

Claire neemt monsters van zowel het oceaanwater als van het ijs. Die stuurt ze op naar het NIOZ op Texel. “En daar wacht me dan waarschijnlijk een jaar werken in het lab om alles te analyseren.”

Veel onderzoekers op de Amundsen hebben wel vaker wekenlang op een schip gewerkt, maar Claire is de eerste die ik ontmoet die zes maanden vrijwel aan een stuk doet. “Ja, daar moet je een bepaalde persoonlijkheid voor hebben”, zegt ze. “Meestal geniet ik er enorm van, maar er zijn momenten dat ik naar huis zou willen gaan. Je privacy is beperkt, dat is het moeilijkste. Op de Polar Stern deelde ik drie maanden een hut, en nu op de Amundsen weer drie maanden.”

“Het is een kwestie van je niet druk maken om de dingen die je mist, maar je concentreren op de prachtige dingen die je meemaakt. Ervaringen die de meeste mensen hun hele leven lang nooit meemaken. Op de Antarctica-expeditie kwamen op een gegeven moment drie walvissen zo dicht bij het schip dat je ze praktisch kon aanraken. De poolgebieden zijn subliem. Ik voel het als een enorm voorrecht hier mijn onderzoek te doen en inzicht te krijgen in een ecosysteem waar we nog heel weinig van weten.”

“Het is moeilijk om straks weer van boord te gaan. Je creëert een hechte band met de mensen op het schip. Een soort tweede familie. Als je dan van boord gaat, heb je opeens niemand meer om je heen. Dat voelt een beetje eenzaam. Het klinkt raar, maar als ik dan weer thuis kom, en voor het eerst in zes maanden zelf boodschappen moet doen, weet ik nauwelijks wat ik moet kopen.”