Saturday, December 14, 2019

Internationaal AI-beleid − Domme data, slimme computers en wijze mensen

Eerder dit jaar schreef ik voor de WRR het working paper 




SAMENVATTING:

Sinds de jaren vijftig van de 20e eeuw was kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, kortweg AI) voornamelijk een academische aangelegenheid binnen de informatica. Pas in de afgelopen jaren, sinds de doorbraak van machine learning in 2012, heeft AI grootschalige technologische toepassingen opgeleverd voor consumenten, bedrijven en overheden: bijvoorbeeld gezichtsherkenning, spraakherkenning, automatisch vertalen, zelfrijdende auto’s en lerende robots. AI-toepassingen worden nu razendsnel uitgerold. Omdat kunstmatige intelligentie het in zich heeft alle sectoren van onze maatschappij te beïnvloeden en grote sociaal-economische gevolgen kan hebben, voelen veel nationale overheden de noodzaak om hier beleid op te ontwikkelen.

Anno 2019 hebben minstens 25 landen hun visie op AI-ontwikkeling uitgewerkt in een rapport. Deze rapporten gaan onder andere over investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek, onderwijs en educatie, veranderingen van de arbeidsmarkt, digitale infrastructuur, en ethische aspecten van kunstmatige intelligentie. Uitgangspunt is telkens dat AI de samenleving zoveel mogelijk moet opleveren, terwijl de risico’s en kosten van de technologie moeten worden gemini- maliseerd.

In dit Working Paper vatten we de visies samen van vijftien landen, plus die van de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN), en proberen we daarin de rode draad te ontdekken. Het ontwikkelde nationale AI-beleid varieert sterk omdat elk land verschillende prioriteiten stelt. Zo wil de Verenigde Staten (VS) de AI-ontwikkeling vooral overlaten aan het bedrijfsleven, maar wel gevoed door een sterke academische sector. En in China houdt de overheid de touwtjes van de EU-ontwik- keling strak in handen, maar veelal wel in samenwerking met Chinese techreuzen die inzetten op AI-ontwikkeling.

De EU en de afzonderlijke EU-landen bepleiten een middenweg tussen de VS en China, die een balans moet vinden tussen de belangen van het individu, de maatschappij en het bedrijfsleven. Om tegenwicht te bieden aan de VS en China ontwik- kelen EU-landen binnenlands AI-beleid dat is ingebed in een bredere Europese samenwerking.

Hoewel het ontwikkelde AI-beleid dus verschilt tussen landen, kent het ook
twee aspecten die bij alle landen sterk overeenkomen: (1) de ontwikkeling van AI-expertise (onderwijs, educatie, beroepsopleiding), dit tegen de achtergrond van een internationale concurrentie waar er meer vraag is naar dan aanbod aan expertise; en (2) de ontwikkeling van databeleid, omdat data de brandstof zijn van lerende machines.

In het AI-beleid van de in dit verslag besproken landen krijgen twee aspecten relatief weinig aandacht: (1) wetgeving en toezicht (terwijl er wel veel aandacht is voor ethische vragen rondom de toepassing van AI); en (2) mens-machinesamenwerking en de gevolgen hiervan voor de manier waarop mensen, organisaties en bedrijven functioneren.

Omdat individuele landen niet op kunnen tegen de schaalgrootte van de VS en China (wat grote voordelen biedt bij het verzamelen van data), richten veel landen aparte onderzoeksinstituten op. Hierin combineren ze hun bestaande sterke onderzoekspunten.

Download het hele working paper hier.