Tuesday, October 25, 2011

De gek, de vrijer en de kunstenaar

Het brein moet gedrag produceren dat in evolutionaire zin goed is voor het voortbestaan en de voortplanting van het organisme. Geest is niet meer dan wat communicerende hersencellen in dat brein produceren. Die geest (eigenlijk dus het brein) kan gek worden, maar hij kan ook symfonieën, romans of schilderijen creëren.

Deze boekrecensie heb ik oorspronkelijk geschreven voor Natuur & Techniek wetenschapsmagazine, en verscheen in december 2001

Een manisch-depressief componist als Robert Schumann creëerde in zijn manische perioden ongelofelijke hoeveelheden composities. “Ik ben zo fris in ziel en geest dat het leven uit duizend bronnen om me heen opborrelt en bruist”, schreef hij ooit. In depressieve perioden vloeide er geen welluidende notenreeks uit zijn pen.

Vele bekende kunstenaars, waaronder schrijvers als Kafka en Proust, schilders als Van Gogh en Picasso en componisten als Mahler en Chopin, vertoonden allemaal sterke trekken van gekte, of in een wat nettere term: psychose. Aan de relatie tussen gekte en creativiteit kleven vele, vaak onterechte, romantische denkbeelden. Toch bestaat er wel degelijk een verband. Psycholoog Daniel Nettle rafelt in het boek Strong Imagination (2001) de relatie tussen geestesziekten en creativiteit uiteen.

Tussen een normale gemoedstoestand en een ernstig gestoorde geest bestaat een uitgestrekt continuüm, laat Nettle zien. Wanneer we de geest gezond noemen en wanneer ziek, is eerder een kwestie van beslissing dan van objectieve wetenschap. De bekendste geestesziekten zijn schizofrenie en een sterke, langdurige emotionele onbalans zoals bij ernstige depressie, manie en manische-depressie. Het voorkomen van psychosen varieert nogal, al naar gelang de gekozen populatie en meetmethoden. 

Gemiddeld gesproken treffen geestesziekten zo’n twee procent van een samenleving. Schattingen tonen een kans van 1% om tijdens je leven te worden getroffen door manische-depressiviteit, eveneens 1% voor schizofrenie en 8% voor depressie. In samenlevingen met een veel meer traditioneel karakter komen minder geesteszieken voor dan in westerse samenlevingen. Een mogelijke verklaring luidt dat onze genen niet genoeg tijd hebben gehad om zich aan de snel veranderende complexe westerse samenleving aan te passen.

Waarom bestaat gekte en waarom heeft het in de evolutie kunnen voortbestaan? vraagt Nettle zich in Strong Imagination af. Hij laat zien dat de belangrijkste psychosen een genetische oorsprong hebben. Genen coderen voor de biochemie en de anatomie van her brein. Zo is een hoog gehalte van de neurotransmitter dopamine kenmerkend voor mensen met een extravert en naar sensatie zoekend karakter. Depressieve mensen hebben een tekort aan de neurotransmitter serotonine. Voor die mensen is Prozac een uitkomst, omdat het de aanmaak van serotonine stimuleert.

Een van Nettles bewijzen voor de genetische achtergrond van de belangrijkste psychosen, zijn kinderen die van jongs af aan geadopteerd zijn in een gezonde familie, maar de genen hebben van een familie waarin schizofrenie voorkomt. Door hun erfelijke bepaaldheid hebben zij toch een hoge kans op een geestesziekte. De omgeving waarin zij opgroeien is van veel minder belang. Waar een aandoening als taaislijmziekte wordt veroorzaakt door een defect in een gen, spelen bij geestesziekten echter vele genen een rol. Bovendien kunnen omgevingsfactoren de genetische tijdbom inschakelen.

Nettle stelt dat psychosen in de evolutie zijn blijven bestaan omdat de persoonlijkheidskenmerken die bij psychosen horen niet slechts negatieve kanten hebben. De aanleg voor geestesziekten kan ook een positieve kant hebben, namelijk een hoge mate van creativiteit, zoals bij beroemde kunstenaars. Volgens een aantal psychologen is een hoge mate van creativiteit aantrekkelijk voor de andere sekse, zodat de genetische varianten erachter tijdens de evolutie hebben kunnen overleven. Gekte en een hoge mate van creativiteit zijn twee kanten van hetzelfde zwaard, beweert Nettle.

Als bewijzen draagt hij onder andere aan de grote kans die mensen met een zeer creatief beroep hebben om tijdens hun leven een psychose te krijgen (73%), de overeenkomsten in cognitieve stijl bij psychoten en extreme creatievelingen en de overeenkomsten in vorm tussen psychotische waanvoorstellingen en literaire verzinsels.

De vraag is of creativiteit ook in vroege samenlevingen een voordeel bood. Voor een sluitende evolutionaire verklaring zou dat moeten. Ja, zegt Nettle: alle samenlevingen hebben en hadden bezigheden die geen direct praktisch belang kenden, maar wel hogelijk werden gewaardeerd, zoals zingen, dichten en toneelspelen.

In het westen komt een klassieke depressie tweemaal zoveel voor bij vrouwen als hij mannen. In het voorkomen van manisch-depressiviteit, die van de geestesziekten het meest genetisch is bepaald, is er geen verschil tussen mannen en vrouwen. Interessant is dat als je bij de depressieve mannen de alcoholici en de impulsief gewelddadigen optelt, je ruwweg eenzelfde aantal krijgt als het aantal depressieve vrouwen. Het lijkt erop dat mannen voor hun problemen eerder vluchten in alcohol en agressie, en vrouwen eerder ten prooi vallen aan depressie.

Nettle betoogt dat ondanks de creatieve neveneffecten van psychosen, het netto-effect voor de samenleving toch voornamelijk negatief is. We moeten het daarom bestrijden, ook al is een deel genetisch. Des te belangrijker worden omgeving en opvoeding in dat soort gevallen. Zij kunnen een genetische aanleg triggeren. Gezond blijven van geest is nog altijd beter dan het romantische idee van het opzoeken van psychotische ervaringen.

Nettle draagt noodzakelijke argumenten aan voor zijn stelling waarom psychosen in de evolutie zijn blijven bestaan, maar niet voldoende. Hij gaat er zonder goede redenen vanuit dat iets dat tijdens de evolutie blijft bestaan automatisch in voldoende mate positief is. Maar waarom zou dat zo zijn? Gemiddeld gesproken lijkt dat aannemelijk, maar dat wil nog niet zeggen dat het altijd gebeurt. De evolutie maakt ook fouten. Het feit dat de aanleg voor psychosen positieve effecten heeft, is nog onvoldoende voor de bewering dat het daardoor in de evolutie heeft kunnen overleven. Nettle geeft zelf al aan dat het netto-effect van psychosen voor de samenleving negatief is. Psychosen op zich zijn alleen slecht, maar de aanleg voor psychose heeft zowel een goede als een slechte kant.

Bach in de maag
De creativiteit die Nettle onderzoekt, is alleen maar mogelijk dankzij een bewuste geest. Neuroloog Antonio Damasio stelt zich in zijn boek Ik voel dus ik ben (2001) de vragen wat bewustzijn is en hoe en waarom het biologisch gezien tot stand is gekomen. Van essentieel belang voor een antwoord op deze vragen is het onderzoek van mensen met neurologische defecten. Door te onderzoeken wat mensen niet meer kunnen als gevolg van lokale hersenprohlemen, comstrueert Damasio stukje bij beetje zijn theorie voor het bewustzijn.

Aan de basis van het bewustzijn staat de onbewuste neurale signaalverwerking. Daaruit ontstaat wat Damasio het proto-zelf noemt: een samenhangend geheel van neurale patronen waarvan we ons echter niet bewust zijn. Vervolgens ontstaat in zijn theorie het kernzelf door een soort niet-woordelijk verslag van alle dingen die het protozelf veranderen. Van het kernzelf zijn we ons wel bewust. Het vormt de eerste truc op weg naar een volledig bewustzijn.

Een niveau hoger ligt het kernbewustzijn: het zelfgevoel op een moment. Het kernbewustzijn is een relatief eenvoudig biologisch verschijnsel dat in belangrijke mate steunt op zeer oude hersenstructuren. Uitval van kernbewustzijn duidt op ziekte, behalve bij slaap of narcose. Nog hoger in de hiërarchie ligt het geheugen: de herinneringen aan alle individuele ervaringen. Door het geheugen kan een autobiografisch zelf ontstaan.

Het sluitstuk is uiteindelijk het uitgebreide bewustzijn, verantwoordelijk voor de meest essentiële verschillen tussen mens en dier. Het uitgebreide bewustzijn is een voorwaarde vooor intelligentie, taal, creativiteit en geweten. Als het kernbewustzijn uitvalt, valt ook het uitgebreide bewustzijn uit. Als echter het uitgebreide bewustzijn uitvalt, dan gebeurt er niets met het kernbewustzijn. Het uitgebreide bewustzijn raakt bijvoorbeeld verstoord bij de ziekte van Alzheimer.

Voor de prestaties van de menselijke geest is bewustzijn nodig. Dat kan alleen maar bestaan bij de gratie van een lichaam, dat op zijn beurt de spijsvertering en een evenwichtig chemisch milieu nodig heeft. “Om van Bach te kunnen genieten, moet onze spijsvertering in orde zijn”, schrijft Damasio.

Emotie, gevoel en bewustzijn zijn essentieel gerelateerd aan het lichaam. Zonder gevoelens is het volgens Damasio waarschijnlijk onmogelijk bewustzijn tot stand te brengen. Emoties vormen een belangrijk onderdeel bij redeneren en beslissingen nemen. Nieuwe gegevens kunnen we beter onthouden wanneer ze gepaard gaan met emoties. Bij een verstoring van het bewustzijn raakt ook emotie ontregeld.

Een prachtig voorbeeld van de onbewuste rol van emoties geeft Damasio aan de hand van zijn patiënt David. Davids leervermogen en geheugen zijn zwaar aangetast. Mensen kan hij niet herkennen. Des te opmerkelijker is het dat hij wel voorkeuren vertoont voor sommige mensen.

In een experiment wordt de patiënt geconfronteerd met achtereenvolgens drie personen: eentje die hem iets laat doen wat hij niet graag doet, de tweede laat hem iets doen wat hij graag doet, en de derde laat hem iets neutraals doen. De dag erna laten de experimentatoren hem foto’s zien van de drie personen die het experiment hebben uitgevoerd. Voor wie zou hij een voorkeur hebben? David kiest in tachtig procent van de herhaalde experimenten voor de persoon die hem iets positiefs liet doen, terwij1 hij de betreffende personen niet bewust kan herkennen. Damasio concludeert dat de proefpersonen onbewust emoties bij David opwekken en dat die emoties belangrijk zijn bij het nemen van beslissingen, ook al gebeurt dat onbewust. Zijn organisme neigt onbewust naar een bepaald gedrag.

Damasio’s antwoord op de vraag waarom het bewustzijn tot stand is gekomen, is dat het net als emotie gericht is op overleving van het organisme. Bewustzijn en emotie hebben allebei hun wortels in de representatie van het lichaam. Bewustzijn verbetert het leven van een organisme en biedt het organisme meer mogelijkheden. Het stelt kennis in dienst van een enkel organisme.

Damasio’s project om het bewustzijn biologisch te ontrafelen is ambitieus en buitengewoon boeiend. Eindelijk ontstijgt het bewustzijnsonderzoek het zuiver filosofische niveau. Des te spijtiger is het dat hij allerminst een vlot leesbaar boek heeft geschreven. Het taalgebruik is vaak te abstract voor een breed publiek. De praktijkvoorbeelden zijn daarentegen weer zeer verhelderend. Toch moet de lezer, in tegenstelling tot in Nettles boek, wel erg zijn best doen om de rode draad uit het boek te peuteren.

Shakespeare schreef dat de waanvoorstellingen van de gek, de verblindende emoties van de vrijer en de scheppingen van de kunstenaar alle dezelfde oorsprong hebben: een grote verbeeldingskracht. Daniel Nettle heeft Shakespeares intuïtie in Strong imagination wetenschappelijk onderbouwd. Het paradijs waaruit de mens volgens Damasio tegelijk met de ontwikkeling van zijn bewustzijn is verdreven, probeert de mens misschien via een grote verbeeldingskracht opnieuw te zoeken.

Boekinformatie
Daniel Nettle. Strong imagination - madness, creativity and human nature. Oxford: Oxford University Press, 2001. ISBN 0198507062
Antonio Damasio. Ik voel dus ik ben - hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen. Amsterdam: Wereldbibliotheek. 2001, ISBN 9028418482