Dit artikel is gepubliceerd in Trouw, 3 maart 2008
Als ik u vraag om nú te lachen, dan trekt u uw mondhoeken omhoog. Een gemaakt lachje. Boos kijken, dat lukt ook wel. Maar spontaan de waterlanders over uw wangen laten rollen is moeilijk, zelfs voor goede acteurs. Hooguit huilt u krokodillentranen.
Tranen biggelen uit de traanklieren in onze ooghoeken. Veel dieren hebben die klieren ook, en als hun ogen geïrriteerd zijn, dan kan er traanvocht verschijnen. Ook hebben veel dieren emoties die in principe gepaard zouden kunnen gaan met huilen. Toch huilen dieren geen tranen met tuiten, zelfs krokodillen niet. Het lijkt erop alsof hun breinen verbindingen missen die onze relatief grote, bijna anderhalve kilo hersenkwabben wel hebben.
De Amerikaan Marc Hauser is hoogleraar psychologie aan de Harvard University. In vergelijkend onderzoek bij mensen en apen bestudeert hij hoe vermogens als taal, wiskunde, muziek en moraal zijn ontstaan uit hersenbouwstenen die onze evolutionair verwanten ook hebben. “Waarom de mens de énige soort is die huilt met tranen, weten we niet”, vertelt Hauser in Boston. “Het is net als met het ontstaan van taal. We hebben nog te weinig fossiele gegevens en te weinig kennis van de hersenen om die vragen te beantwoorden. Dan vervallen we snel in het bedenken van verhalen die weliswaar plausibel klinken, maar moeilijk experimenteel te testen zijn.”
Maar gegeven dát ooit de eerste tranen van onze wangen rolden, kunnen we wel uitleggen wat de functie is, aldus Hauser. “Behalve extreem blozen, is huilen de enige emotionele uiting die voor vrij lange tijd sporen achterlaat: onze ogen worden nat, tranen rollen van onze wangen, onze blik wordt wazig. Dat is een handicap. Waarom zouden we dan huilen? Waarschijnlijk is het als een toevallig evolutionair bijproduct ontstaan. Maar toen het eenmaal ontstond, bood het voordelen. Huilen is kostbaar, moeilijk te simuleren en daarom een heel eerlijk signaal aan onze omgeving. Een signaal dat we een ander dichtbij ons willen om ons te troosten wanneer we heel verdrietig zijn en om onze ervaring te delen wanneer we juist heel blij zijn. Als we een stevige arm om ons heen voelen, stoppen we vaak met huilen. Misschien is dat fysieke contact precies wat we dan willen. Ook in het dierenrijk zien we dat signalen die heel kostbaar zijn om te produceren, heel eerlijk zijn. Alleen fitte gazellen springen op hun achterpoten de lucht in om een cheeta te imponeren. Voor veinzers ligt de drempel te hoog.”
Dieren hebben capaciteiten ontwikkeld om specifieke problemen op te lossen. ‘Laser-beam intelligence’ noemt Hauser dat. Bijen gebruiken hun eenvoudige ‘danstaal’ op één manier: om aan te geven waar voedsel ligt. Mensen kunnen capaciteiten niet slechts voor één specifiek probleem gebruiken, maar voor meerdere. ‘Floodlight-intelligence’ in de woorden van de Amerikaan. Het geheim zit waarschijnlijk in extra verbindingen tussen hersenmodules die wij wel hebben en dieren niet. En zo is bij ons op een of andere manier een verbinding ontstaan tussen de hersenmodules ‘emotie voelen’ en ‘tranen produceren’.