Dit artikel is gepubliceerd in Trouw, 10 maart 2008
Geologisch gezien zijn ijstijden de afgelopen half miljoen jaar de norm geweest en is de huidige warme periode een uitzondering. Al 11,5 duizend jaar heeft de mens het geluk in een interglaciaal te leven, een relatief warme periode tussen ijstijden in. IJstijden duren ruwweg 90.000 jaar en worden afgewisseld met kortere warme perioden. De warme perioden duren tussen enkele duizenden jaren tot meer dan tienduizend jaar bij de huidige piek. Maar er komt onherroepelijk een einde aan. Dan breekt een lange ijstijd aan en groeien de aardse ijskappen flink. De noordpoolkap verovert dan Scandinaviƫ, Canada en soms zelfs Noord-Nederland. De Utrechtse heuvelrug en de Veluwe zijn er het gevolg van. In ijstijden ligt de wereldgemiddelde temperatuur tussen de twee en acht graden lager dan die van de huidige warme periode.
Voorspellen wanneer de volgende ijstijd begint, is buitengewoon moeilijk. Drie factoren spelen zeker een rol. De licht ellipsvormige baan van de aarde om de zon is soms iets ronder en soms iets minder rond. Dat maakt uit voor hoe dicht de aarde gemiddeld bij de zon staat en dus hoeveel zonne-energie de aarde ontvangt. Die vorm varieert in een cyclus van ongeveer 100.000 jaar. Ten tweede doet de stand van de aardas een duit in het zakje. Omdat deze schuin staat, kent de aarde seizoenen. Met een cyclustijd van zo’n 41.00 jaar verandert de hoek een klein beetje. Is de hoek iets kleiner, dan zijn de zomers iets koeler. De derde belangrijke invloed ontstaat doordat de aardas niet alleen een beetje van hoek verandert, maar ook heel langzaam wiebelt rond de verticaal, net zoals een tol doet wanneer hij niet meer op zijn hardst ronddraait. Dat wiebelen gebeurt met een cyclus van ongeveer 23.000 jaar.
Deze drie effecten spelen door elkaar heen. Maar in de getallen zitten flinke onzekerheden, en geen wetenschapper zal beweren dat hij het geologisch grillige temperatuurverloop precies kan reconstrueren, laat staan voorspellen. Op een tijdschaal van honderdduizenden jaren zit er een regelmatig patroon in, maar de details op een schaal van honderden jaren begrijpen we (nog) niet. Er lijkt een chaotisch effect in te zitten. Bij het voorspellen van de volgende ijstijd moeten we dus een stevige slag om de arm houden. “Op grond van alleen deze drie factoren zou het waarschijnlijk nog zo’n 50.000 jaar duren voor de volgende ijstijd begint”, denkt Hans Renssen, universitair hoofddocent paleoklimatologie – het klimaat in het verre verleden – van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Inmiddels is de menselijke bemoeienis erbij gekomen. Het verstoken van fossiele brandstoffen heeft meer broeikasgas in de atmosfeer gebracht dan er de afgelopen honderdduizenden jaren van nature in zat. Renssen: “Het extra broeikasgas zou het aanbreken van de volgende ijstijd kunnen uitstellen. Verschillende modellen doen echter sterk uiteenlopende voorspellingen. Volgens het meest extreme model breekt de volgende ijstijd pas over 500.000 jaar aan. Andere modellen houden op 100.000 jaar. Ik denk dat dat realistischer is.” Hoe het ook zij, na opwarming komt afkoeling, en niet zo’n beetje ook. Dat is een geologische waarheid als een koe.