Dit artikel is gepubliceerd in dagblad Trouw, 30 juni 2008
“De herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil”, schrijft Cees Nooteboom in de roman Rituelen. Ons geheugen is onvoorspelbaar als de pest. Wil je op een naam komen, dan schiet hij je net niet te binnen. Wil je die vervelende ruzie voor eens en altijd vergeten, dan vergalt zij op de meest ongelegen ogenblikken je gedachten.
Welke herinneringen beklijven nu langste? In eerste instantie denken we dan aan emotionele gebeurtenissen. De eerste grote liefde, of de eerste grote reis, als het gaat om positieve emoties. Het overlijden van een dierbare, of een beroving, als het gaat om negatieve emoties. Emoties zijn de motoren van onze herinneringen. Bij een emotionele gebeurtenis vuren veel meer hersencellen dan gewoonlijk prikkels naar andere hersencellen. Daardoor nemen we op een intensere manier waar. Daarnaast worden emotionele gebeurtenissen ook beter opgeslagen in het lange-termijngeheugen.
Maar er blijkt nog een ander interessant effect op te treden, dat zich sterker manifesteert naarmate we ouder worden: een oververtegenwoordiging van herinneringen van tussen het twintigste tot vijfentwintigste levensjaar. Een tachtigjarige herinnert zich ineens weer gebeurtenissen van rond haar twintigste, terwijl ze niet eens wist dat die nog in haar geheugen zaten. Psychologen noemen dit het reminiscentie-effect. Psycholoog Douwe Draaisma besteedt er in zijn boek De heimweefabriek ruim aandacht aan. Hij beschrijft onder andere een Deens experiment uit 2003 waarin tachtig- en honderdjarigen ondervraagd werden over hun herinneringen. De onderzoekers wilden weten van welke periode in hun leven deze ouderen zich het meeste herinnerden.
Bij zowel de tachtig- als de honderdjarigen neemt het aantal herinneringen eerst sterk toe van ruwweg het vijfde tot het vijfentwintigste levensjaar. Van het vijfentwintigste tot het vijfendertigste levensjaar neemt het aantal herinneringen sterk af. Daarna blijft het aantal herinneringen vrij constant bij toenemende leeftijd, om pas weer toe te nemen wanneer relatief recente herinneringen – van de laatste tien tot vijftien jaar – dominant gaan worden.
Deze verrassende resultaten laten zien dat de herinneringen die op hoge leeftijd opduiken eerder bepaald worden door het reminiscentie-effect dan door de emotionele lading van de gebeurtenis. Emotionele gebeurtenissen zijn niet aan leeftijd gebonden, dus waarom zouden de herinneringen tussen ons twintigste en vijfentwintigste vaker opduiken dan herinneringen van een latere leeftijd? In het Deense experiment vertelde geen enkele honderdjarige over de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog – toen ze zelf al rond de veertig waren – maar deed de helft van de tachtigjarigen – die toen rond de twintig waren – dat wel.
Consensus over een wetenschappelijke verklaring van het reminiscentie-effect is er nog niet. Is het een natuurlijke eigenschap van onze hersenen dat ze herinneringen het beste opslaan rond het twintigste? Of ligt het aan het feit dat we rond ons twintigste zoveel eerste en beslissende ervaringen meemaken: onze eerste liefde beleven; het meest indrukwekkende boek lezen, of de meest indrukwekkende muziek horen? In ieder geval gaan eerste ervaringen gepaard met meer emoties dan gewoonlijk, en daarom worden ze beter opgeslagen in het geheugen.