Dit artikel is gepubliceerd in Trouw, 25 februari 2008
De afgelopen jaren zijn zo’n vijftien wetenschappelijke studies uitgevoerd naar de mogelijkheid van een fMRI-hersenscanner als leugendetector. Het principe is erop gebaseerd dat het vertellen van de waarheid een soort voorgeprogrammeerde instelling van de hersenen blijkt te zijn. Om de waarheid te vertellen hoeven je hersenen geen extra moeite te doen. Ga je liegen, dan moeten de hersenen extra hun best doen om de waarheid te onderdrukken. Meer hersengebiedjes worden actief, waardoor ze oplichten op een hersenscan.
In zo’n studie moeten proefpersonen bijvoorbeeld een speelkaart uit stapeltje van vijf trekken en dan liegen over welke kaart ze hebben. “Bij dit soort eenvoudige tests scoort de hersenscanner als leugendetector tussen de 78 en 90%”, zegt Ewout Meijer, psycholoog van de Universiteit van Maastricht. Hij hoopt dit jaar te promoveren op onderzoek naar de vraag hoe je aan- of afwezigheid van daderkennis kunt aantonen. “Die studies hebben wel allemaal connecties met bedrijven die de hersenscanner als leugendetector willen gebruiken.”
Tussen de 78 en 90%? Dat levert in de rechtszaal geen enkele bewijskracht. De fundamentele problemen zijn legio en lijken onoverkomelijk. Meijer: “Er is niet één type leugen; er is niet één leugenreactie in de hersenen, en er is niet één leugencentrum. Bovendien zijn de individuele verschillen tussen mensen groot. Liegen is een complex cognitief proces. Je kunt alleen kijken naar processen die indirect met liegen te maken hebben.”
Als dat nog niet genoeg obstakels zijn, dan staat de fMRI-leugendetector nog voor een probleem met de logica: liegen gaat gepaard met onderdrukking in de hersenen, maar dat betekent niet dat onderdrukking liegen aantoont. “En daarmee zijn we bij hetzelfde fundamentele probleem dat de bijna een eeuw oude polygraaf heeft”, aldus Meijer. De polygraaf meet fysiologische reacties die samenhangen met zenuwen, zoals de huidgeleiding. Nu gaat liegen vaak gepaard met zenuwen, maar dat betekent niet automatisch dat iemand die zenuwachtig is liegt.
En hoe zit het met de basisinstelling van de hersenen? Kun je die niet zelf veranderen als je de leugen maar lang genoeg volhoudt? “Dat zou best kunnen”, denkt Meijer. “Uit experimenteel onderzoek buiten het terrein van de leugen weten we dat die basisinstelling makkelijk te veranderen is.”
Ondanks alle fundamentele problemen, is de hersenscanner als leugendetector toch al commerciële praktijk. Bij het Amerikaanse bedrijf No Lie MRI kun je voor tienduizend dollar nu al een hersenscan laten maken die zou moeten aantonen dat je niet liegt, stel dat je wordt beschuldigd van een misdrijf. Op zijn website beweert het bedrijf dat hun leugendetector een betrouwbaarheid van 90% haalt, ‘die waarschijnlijk stijgt tot 99% wanneer de No Lie MRI is uitontwikkeld’.
Meijer over die claim: “Ze gebruiken een cirkelredenering. Wanneer haalt het apparaat 99%? Als het uitontwikkeld is. Wanneer is het apparaat uitontwikkeld? Als het 99% haalt. Maar sowieso is hun claim absolute onzin. 99% is onhaalbaar. De fundamentele problemen van de leugendetectie los je niet op met een betere hersenscanner.”