Monday, February 11, 2008

Waarom is het zo moeilijk om een geheim te bewaren?

Dit artikel is verschenen in dagblad TROUW, 11 februari 2008


Ga vijf minuten rustig zitten, en probeer niet aan een witte beer te denken.

De kans is groot dat je gemiddeld eenmaal per minuut toch aan een witte beer denkt. Dat bleek uit een experiment waarover de Amerikaanse psycholoog Daniel Wegner in 1987 publiceerde. Proefpersonen dachten na het experiment ook vaker aan de witte beer dan zij die de gedachte niet hoefden te onderdrukken. En, om tijdens de proef maar niet aan de witte beer te denken, probeerden de vrijwilligers hun aandacht te concentreren op voorwerpen in de labruimte: de ventilator, een afstandsbediening, het plafond. Gevolg: de hersenen gingen de ventilator, de afstandsbediening en het plafond juist associëren met de witte beer. Het beest dook ineens overal op.

Voor weinig mensen zal de witte beer een persoonlijke betekenis hebben. Maar het ontbreekt ons niet aan persoonlijke gebeurtenissen die we echt geheim willen houden, bang voor schaamte, uitsluiting of echtscheiding. Als de gedachte aan een betekenisloze witte beer al zo lastig te onderdrukken is, hoe zit het dan met het geheim van overspel, seksueel misbruik, depressie, dopinggebruik, schulden of stelen?

Pas twee decennia gebeurt er serieus wetenschappelijk onderzoek naar het hebben van geheimen. In 1995 liet Wegner zien dat mensen die een eerder verbroken liefdesrelatie verborgen hielden tegenover hun nieuwe partner juist vaker aan de vorige geliefde denken dan zij die dat niet geheim hielden.

Vaak aangehaald, deels experimenteel ondersteund, maar nooit onomstotelijk bewezen, is de onderdrukkingstheorie uit 1989 van de Amerikaanse psycholoog James Pennebaker. Van nature willen we praten over wat we meemaken. En, tja, dat is nu eenmaal de waarheid, hoe ongemakkelijk ook. Onderdrukken roept een tijdelijke stressreactie op. Hoe langer we het geheim onderdrukken, hoe vaker we in de stress schieten. Totdat we zelfs voortdurend stresshormonen aanmaken. Geniepige lichamelijke en geestelijke ziekmakers.

Psycholoog Tom Frijns liet in 2005 in zijn proefschrift Keeping Secrets zien dat het belangrijk is om een onderscheid te maken tussen individuele geheimen – die je met niemand deelt – en gedeelde geheimen – die je met een of meer personen deelt, erop vertrouwend dat zij het geheim niet verklappen. Gedeelde geheimen blijken veel meer voor te komen dan individuele geheimen. Frijns vond dat in ieder geval bij adolescenten individuele geheimen psychosociale problemen kunnen veroorzaken, maar gedeelde geheimen niet. Sterker nog, volgens hem kan het delen van een geheim de sociale vaardigheden van een jong volwassene trainen. Je moet nadenken aan wie je het vertelt en hoe.

Vorig jaar schreef psycholoog en geheimenonderzoeker Andreas Wismeijer in het Tijdschrift voor Psychiatrie dat een groeiend aantal experimentele onderzoeken er op wijst dat het onderdrukken van geheimen tot lichamelijke klachten kan leiden. Maar ook dat veel onderzoeken aantonen dat het delen van een geheim helend kan werken: door er tegenover iemand over te praten, door erover te schrijven in een dagboek, in een nooit verstuurde brief of zelfs anoniem toe te vertrouwen aan het internet.

Internet
Tom Frijns. Keeping Secrets. http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/1871/9001/1/KeepingSecrets.pdf
Andreas Wismeijer. De emotionele belasting van geheimen.
http://webwijs2.uvt.nl/publications/665169.pdf