Friday, February 8, 2008

Na opwarming komt afkoeling

Als we niet snel de uitstoot van broeikasgassen drastisch beperken, is de menselijke beschaving rond 2050 ernstig in gevaar, vindt de Australische paleontoloog Tim Flannery. Onzin, zegt de Nederlandse geoloog Salomon Kroonenberg. De huidige opwarming van de aarde is slechts een rimpeling op geologische tijdschaal. De komst van de volgende ijstijd is een groter probleem.

Dit artikel is gepubliceerd in Natuurwetenschap & Techniek, april 2006

Voor iemand met een alarmerende boodschap maakt de Australiër Tim Flannery een opgewekte en optimistische indruk. Bij binnenkomst is hij nog onder de indruk van het Rijksmuseum. “Ik had wel een uur naar de Nachtwacht willen staan kijken, maar ik moest me haasten naar dit interview”. En dat voor een discussie met een tegenstander.
Even later stapt de Nederlandse geoloog Salomon Kroonenberg binnen. “Ik moet toegeven dat ik tot voor kort niet van je had gehoord...”, zegt hij tegen Flannery.
“Er is geen enkele reden waarom je mijn naam eerder had moeten kennen”, antwoordt deze zeer bescheiden.

Beide wetenschappers hebben zich recent flink gemengd in het klimaatdebat, maar hun meningen lopen sterk uiteen. Flannery is paleontoloog, zoöloog, en een succesvol schrijver, die geregeld zijn grote zorgen uit over de toestand van planeet aarde. Afgelopen maart verscheen zijn nieuwe boek De weermakers in Nederlandse vertaling. Als we nu niet snel actie ondernemen om de uitgestoten hoeveelheid kooldioxide te beperken, dan zijn de ecosystemen rond 2050 onherstelbaar beschadigd, is de boodschap. De menselijke beschaving zal dan ernstig gevaar lopen. Volgens Flannery zien we nu al de effecten van onze emissies: meer orkanen, minder regen in de Sahel, bedreiging van het arctische en subarctische gebied, smeltende gletsjers en koraalriffen in nood.

Kroonenberg is hoogleraar geologie aan de TU Delft. Van zijn hand verscheen net een maand eerder het boek De menselijke maat. Anders dan de titel doet vermoeden, is het een pleidooi om het proces van klimaatverandering niet slechts op de menselijke tijdschaal van een eeuw te bekijken, maar op een geologische tijdschaal van tienduizenden jaren. Wie dat doet, ziet dat het klimaat altijd verandert. Wat er in deze eeuw ook gebeurt, een ding weten we zeker: over 23.000 jaar zitten we midden in de volgende ijstijd. Dat is een groter probleem dan de tegenwoordige klimaatverandering, vindt Kroonenberg. Misschien zijn de toekomstige generaties wel blij met de huidige opwarming. Dan wordt de ijstijd wat minder koud.
Tijd voor een discussie tussen beide auteurs.

Menselijke schaal of geologische schaal?
Flannery, op diplomatieke toon: “De geologische tijdschaal is de achtergrond van wat er zich nu op aarde afspeelt. Op de lange tijdschalen zal het leven zich best aanpassen. Het is waar dat er straks weer een ijstijd komt. Maar we moeten tevens op menselijke schaal kijken. Ik maak me ook zorgen om de mensen die nu leven. We zitten in een periode van snelle opwarming van de aarde, sneller dan we ooit hebben gehad. En dat door onze broeikasgassen. We zijn met 6,3 miljard mensen op aarde. Velen leven in kwetsbare gebieden. De effecten van een klimaatverandering in deze eeuw kunnen desastreus zijn voor hen. We moeten zowel naar de lange als naar de korte tijdschaal kijken. Uiteindelijk leeft een mens zeventig tot tachtig jaar.”

Kroonenberg, confronterend: “Ik ben het eens met de feiten die jij in je boek schetst over de ecosystemen op aarde. Maar ik interpreteer ze totaal verschillend. Ik bekijk ze in de context van een klimaat dat altijd verandert. Het weer verandert ook altijd. Daar bereiden we ons op voor door een klerenkast vol met kleren. We hebben zomerkleren, maar ook winterkleren. We zijn gewend aan weersveranderingen. Ik zie niet in waarom we ons niet ook kunnen aanpassen aan klimaatverandering. Wat me niet aanstaat in jouw boek, is dat je het voorspiegelt alsof het klimaat constant is geweest, en nu ineens begint te veranderen. Dan denkt iedereen: wij hebben het verpest, want het klimaat behoort stabiel te zijn. Maar die stabiliteit zit alleen in ons hoofd.”

Flannery: “Voor mij is de grote vraag hoe groot de temperatuurverandering is en hoe snel zij gaat. Als de voorspellingen kloppen, stijgt de temperatuur deze eeuw drie graden. Dat is meer dan veertig keer zo’n snelle opwarming als na de laatste ijstijd!”

Kroonenberg: “Waarom kunnen we dat niet gewoon accepteren?”

Flannery: “Door de snelheid. Een zeespiegelstijging van vier meter aan het eind van deze eeuw heeft grote gevolgen. Hoeveel miljarden gaat het niet kosten om de kust wereldwijd daartegen te wapenen? Dat stelt onze beschaving voor een enorme opgave. En dat is maar één van de veranderingen. Moeten we ons aan die bedreigingen blootstellen, alleen maar om in grote auto’s te rijden en elektriciteit te verspillen?”

Kroonenberg: “Voor mij is de grote vraag of we hetzelfde zouden reageren als vast zou staan dat de kooldioxidetoename en de temperatuurstijging volkomen natuurlijke oorzaken zouden hebben. Door vulkaanuitbarstingen bijvoorbeeld. Dat zou in principe kunnen. Zouden we dan ook CO2 in de grond stoppen? We willen de natuur tegenwoordig graag vrij zijn gang laten gaan. Laat dan ook het klimaat vrij veranderen zoals andere dingen in de natuur dat doen. De mens heeft nu een vals schuldgevoel.”

Flannery: “Daar ben ik het niet mee eens. Het gaat niet om schuld, maar om verantwoordelijkheid. En volgens de beste wetenschap die we nu hebben, is de huidige opwarming het gevolg van menselijke activiteiten. Ook als het door een vulkaan zou komen, zouden we alles doen om de levens van honderden miljoenen te redden. Waarom zouden we dan niet onze levensstijl zo veranderen dat we de mogelijke rampen tot een minimum beperken?”

Kroonenberg: “In een recent Nature-artikel staat dat de vulkaanuitbarsting van de Krakatau vijftig jaar lang een afkoelend effect heeft gehad. Stel dat er morgen een soortgelijke uitbarsting is, en dat we over een periode van een halve eeuw een afkoelend effect verwachten. Willen we dan nog steeds onze CO2-uitstoot beperken?”

Flannery: “Dat zou onze respons veranderen. Het uitgangspunt is dat we zo min mogelijk schade willen aan de menselijke beschaving...”

Kroonenberg springt er meteen op in: “Dat is het grootste verschil tussen jou en mij. Jij ziet de mens als de tuinman van de aarde, maar ik geloof totaal niet dat we dat kunnen zijn. Er is geen nulpunt in de natuur. Je kunt niet zeggen: zo is het klimaat zoals het moet zijn. Als de mens het klimaat al wil redden, is dat dan het klimaat van 2000, van 1900, van 1800...? We zijn gewend aan veranderingen op de korte tijdschaal, maar niet aan veranderingen op de lange tijdschaal. Hier, voor de Nederlandse kust, bij de Westerschelde, hebben we ons aangepast aan een dagelijkse zeespiegelstijging van vier meter!”

Het wordt toch een ander verhaal als dat wereldwijd zou gebeuren...

Kroonenberg: “Dan zijn er twee opties. De ene is om te proberen die zeespiegelstijging tegen te gaan, en de andere is om de symptomen te bestrijden. Hoe leg je een boer in Bangladesh uit dat westerse klimatologen de CO2-uitstoot in 2050 met vijftien procent willen reduceren en dat daardoor zijn land misschien tien procent minder kans heeft om onder water te lopen? Ik weet wel wat zijn antwoord zal zijn als hij moet kiezen tussen CO2-reductie en een dijk aanleggen. We stellen de verkeerde prioriteiten. Laten we ons geld besteden om acute problemen op te lossen in plaats van te vechten tegen de oorzaak, wat die ook moge zijn. De oceanen nemen van nature tweederde van alle CO2 op. De natuur is gewend CO2 op te nemen!”

Flannery schudt zijn hoofd: “Ik kan het met je eens zijn als de zeespiegelstijging het enige symptoom zou zijn. Maar als we ons verplaatsen in de mensen over vijftig jaar, en als ons huidige klimaatvoorspellingen kloppen, dan zijn er triljoenen dollars nodig om de kusten te versterken, schade van extreme weersgebeurtenissen te herstellen, in te spelen op lange droogteperioden in sommige gebieden. We krijgen problemen met de watervoorziening, met orkanen, met hete zomers. De druk op de menselijke beschaving neemt toe tot een punt waarop er geen evenwicht meer is. Dan is het te laat om nog over de onderliggende oorzaken na te denken.”

Het klimaatsysteem bestaat uit de atmosfeer, de oceaan, de aardbodem en de biosfeer. Elk systeem is op zichzelf al zo complex. Hun interactie is nog complexer. Is onze kennis wel genoeg om te zeggen dat wij de weermakers zijn?

Kroonenberg: “Als niemand verder kijkt dan het jaar 2100, dan lijkt het alsof al die curven eeuwig blijven toenemen. Bijna geen klimatoloog stelt zich de vraag hoe lang die toename duurt. Bij het naderen van de volgende ijstijd moet de temperatuur naar beneden gaan. Interessant is de vraag wanneer het omslagpunt ontstaat. Waarom berekenen ze hun modellen nooit zover dat we die trendreuk zien? Wanneer komt het moment dat de menselijke CO2-uitstoot het niet langer wint van de wereldwijde afkoeling?”

Flannery: “Het probleem is dat er zoveel onbekenden zitten in de berekeningen. Die modellen hebben grote moeite met het voorspellen van omslagpunten. De wiskunde van chaotische systemen is zo complex....”

Kroonenberg: “Daar ben ik het helemaal mee eens...”

Flannery, bijna verontschuldigend: “Maar die modelvoorspellingen zijn het enige instrument dat we hebben om in te grijpen...”

Kroonenberg: “Ik ben het helemaal eens met je voorstellen om zuinig om te springen met energie, maar om totaal andere redenen. Gewoon omdat onze brandstofvoorraden eindig zijn. Maar daar heb je de klimaathype totaal niet voor nodig!”

Flannery reageert licht geïrriteerd, maar doet zijn best vriendelijk te blijven: “Ik geloof niet dat het een hype is. De basis van mijn boek bestaat uit in Science en Nature gepubliceerde feiten. Dat zijn de beste wetenschappelijke tijdschriften. Ik probeer geen hype van de situatie te maken, alleen te laten zien wat de beste wetenschappelijke kennis van dit moment is. Noem het een beschrijving van de huidige klimaatsituatie, maar geen hype.”

Kroonenberg: “We kunnen het weer slechts vijf tot tien dagen vooruit voorspellen, maar we kunnen toch met zekerheid zeggen dat na de zomer weer een winter komt. Op dezelfde manier vraag ik klimatologen om grovere modellen te maken, met minder variabelen, die lange termijn voorspellingen doen. Laat ze een poging wagen, als ze toch weten dat er weer een ijstijd komt. De Club van Rome maakte begin jaren zeventig al voorspellingen tot het jaar 2100. We zijn nu in 2006 en we maken nog steeds voorspellingen niet verder dan 2100! Onze modellen zijn zo veel meer verfijnd, maar we zijn 35 jaar aan voorspellingen kwijtgeraakt! Besef je dat wel? Ik ben zo verbaasd dat klimatologen daar niet mee lijken te zitten. Laten we niet in paniek raken over systemen waar we heel weinig van weten. Je kunt mensen verantwoordelijk maken voor hun energieverbruik zonder ze met scenario’s te confronteren die ze helemaal niet kunnen kiezen. Ik vind het een verkeerd gebruik van wetenschap om mensen bang te maken met een opwarmende aarde om ze daarmee minder energie te laten verbruiken.”

Flannery: “Er zijn vele terugkoppelingseffecten in het klimaatsysteem, en we moeten er nog veel meer identificeren. Natuurlijk begrijpen we het klimaat niet volledig. Maar daarom rekenen de computermodellen nogal conservatief. Vergelijk de huidige situatie met die van de voorspellingen, en je ziet dat veel dingen juist sneller plaatsvinden dan voorspeld. Meer CO2 betekent ook meer en krachtigere orkanen. De voorspellingen geven aan dat we na 2080 tien tot twintig procent meer orkanen kunnen verwachten. Maar we zien al een toename van zestig procent in de totale energie van orkanen in de afgelopen twintig jaar. De werkelijkheid loopt juist vóór op de klimaatvoorspellingen.”

Kroonenberg: “Jij bent een paleontoloog. Jij bent gewend aan lange tijdschalen. Ik ben totaal niet verbaasd over veranderingen binnen een paar decennia. Dat soort dingen gebeurt gewoon. In de jaren tachtig was er een grote droogte in de Sahel. Nu wordt het er weer groen. Tussen 1940 en 1970 daalde de wereldgemiddelde temperatuur met een halve graad, terwijl de CO2-concentratie toenam. In 1975 dachten we dat we recht op een nieuwe ijstijd afstevenden. De Amerikaanse president Nixon was het bijna met de Russen eens geworden om de Beringstraat te blokkeren, om zo te zorgen dat het koude arctische water niet in de Stille Oceaan zou stromen. Ik ben totaal niet zeker dat we over dertig jaar nog hetzelfde denken als nu. Onze meningen zijn zo wispelturig. Laten we bescheiden blijven. De klimaatcurves kunnen niet eeuwig blijven stijgen. Als jij zegt dat die modellen geen omslagpunten kunnen voorspellen, dan zeg ik dat die modellen niet realistisch zijn.”

Flannery: “Maar ze zijn een goede gids...”

Kroonenberg, fel: “Alleen tot 2100 en niet verder!”

Flannery: “Ik zou ook graag zien dat ze verder in de toekomst voorspellen...”

Kroonenberg: “...dan moet dat bovenaan de agenda staan van het IPCC.”

Flannery: “Daar ben ik het niet mee eens. Het IPCC richt zich op de gevolgen van menselijk handelen. Het is geen onderzoeksinstituut dat de toekomst over tweehonderdduizend jaar moet voorspellen. De modellen zijn niet perfect, maar dat is geen excuus om de beste wetenschap die we nu hebben te negeren. Met het Kyoto-protocol in de hand kunnen we onze emissies over een periode van veertig jaar drastisch terugbrengen.”

Kroonenberg: “De natuur kan dat zelf veel beter dan wij dat doen. En de natuur heeft het eerder gedaan. Het enige positieve van het Kyoto-protocol is dat mensen zich bewust worden van hun energiegebruik, maar om de verkeerde redenen!”

Flannery: “Hoe weet je dat het de verkeerde redenen zijn?”

Kroonenberg: “Ik denk dat we erg bijziend zijn. Tussen 1977 en 1993 steeg het waterpeil van de Kaspische Zee met 2,5 meter. Vanaf 1996 daalde het waterpeil, en inmiddels is het alweer een tijdje stabiel. In de twintigste eeuw hebben we driemaal gedacht: het daalt, dus het zal wel blijven dalen; of andersom: het stijgt en dus zal het wel blijven stijgen. Het waterpeil fluctueert daar over de jaren, decennia, eeuwen en niemand is nog in staat die veranderingen te voorspellen. We kennen pas een paar belangrijke factoren.”

Flannery: “Ik ben niet verbaasd dat we dat niet kunnen voorspellen. Lokale modellen zijn zo enorm moeilijk te maken. Maar wat is de les die we uit je verhaal moeten trekken?”

Kroonenberg: “We zijn zo gewend te denken dat een trend die we zien almaar blijft doorgaan, dat we altijd verbaasd zijn als de trend weer de andere kant opgaat. Daarom moeten klimatologen modellen maken die ook de trendbreuk voorspellen. Anders geloof ik hun modellen niet. Na opwarming komt afkoeling. Jij schrijft dat het klimaat in de afgelopen tienduizend jaar stabiel was. Dat is niet waar. We hebben de kleine ijstijd gehad en een warme periode in de middeleeuwen.”

Flannery: “Natuurlijk is het klimaat veranderd. Het gaat om een relatieve stabiliteit. Maar het is erg moeilijk om de huidige opwarming anders te zien dan een opwarming veroorzaakt door de mens.”

Kroonenberg: “Zeespiegelstijging...zeespiegeldaling...temperatuurstijging... temperatuurdaling...De natuur heeft het in de loop van de tijd allemaal keer op keer meegemaakt. Het gebeurt sowieso. Dat kunnen wij niet sturen. We denken alleen maar dat wat we nu zien nieuw is.”

Flannery, zuchtend: “Dat is jouw mening. Ik denk dat we naar een geheel nieuw verschijnsel zitten te kijken.”

Moeten we, behalve aan de gevolgen voor de mens, ook niet denken aan de gevolgen voor flora en fauna. Tim Flannery schrijft in zijn boek dat soorten in het verleden makkelijker konden migreren bij een klimaatverandering dan nu. De biodiversiteit is teruggedrongen tot nationale parken.

Kroonenberg: “Kijkend naar de geologische geschiedenis is een afkoeling veel schadelijker voor de biodiversiteit dan een opwarming. In het Eoceen was de biodiversiteit in de tropen gelijk aan die van de gematigde zone. In het huidige geologische tijdperk is de biodiversiteit in de gematigde zone veel schraler dan in de tropen als gevolg van de laatste ijstijden. Elke keer dat er een ijstijd is, worden de ecosystemen teruggedrongen tot de mediterrane gebieden. Wanneer het klimaat weer opwarmt, schuift de biodiversiteit weer terug naar het noorden. Dat levert wel verliezen op, omdat er altijd soorten zijn die het bijvoorbeeld niet redden de Alpen of de Pyreneeën over te steken.”

Flannery: “De gouden pad is waarschijnlijk het eerste slachtoffer geworden van de opwarming. Hij kwam in de wouden van Costa Rica voor, maar is nu uitgestorven. Hij bleek erg gevoelig voor de uitdrogende omstandigheden in zijn terrein. En degelijk wetenschappelijk onderzoek wijst erop dat dat door de klimaatverandering komt.”

Kroonenberg: “Vinden we dat nou zo erg om het beest zelf, of omdat we denken dat dat door ons komt? Ik heb zes jaar in het regenwoud gewerkt, en ik vind het óók erg als een soort uitsterft. Maar het platbranden en kappen van regenwoud is een veel groter probleem dan de klimaatverandering.”

Wat moeten we doen?

Flannery: “Ieder individu is verantwoordelijk. Zelf heb ik bijvoorbeeld zonnepanelen voor mijn huis aangeschaft. Dat gaf me een bevrijdend gevoel. Ik klus graag en ik ben dat zelfs gaan doen met ouderwetse spullen die geen elektriciteit gebruiken. Ik heb een kleinere auto aangeschaft, een hybride. Ik ben de baas van het South Australian Museum in Adelaide. Daar werken honderd mensen. We hebben zonnepanelen aangeschaft, en we gaan veel bewuster met elektriciteit om. Zo besparen we driehonderdduizend dollar per jaar. En dat met hele simpele maatregelen. Als ik dat in een museum kan doen, dan kan elke industrie dat op nog grotere schaal. Verder moet er een koolstofbelasting komen, vooral om de uitstoot van industrieën te beperken. We moeten gewoon toe naar een elektriciteitsgebruik dat veel minder gepaard gaat met koolstofuitstoot.”

Zo kunnen we weer en klimaat van de toekomst beïnvloeden. Daarom zijn we volgens Flannery de weermakers. Kroonenberg gelooft er niets van: “Tegen klimaatverandering kunnen we niks doen.” Maar dat er na een periode van opwarming een periode van afkoeling volgt, daarover zijn beiden het wel eens.


Informatie
Salomon Kroonenberg. De menselijke maat – De aarde over tienduizend jaar. Amsterdam: Atlas, 2006, 256 pag., ISBN 9045014645
Tim Flannery. De weermakers. Amsterdam: Atlas, 2006, 320 pag., ISBN 9045013851