Saturday, February 9, 2008

Puffins als toetje

Eerder gepubliceerd op www.amerika.nl in 1997

Jim, de breedbesnorde baas van het Backpackers’ Hostel, staat wijdbeens in het hoge gras, slingert z’n lasso een aantal malen rond en gooit hem trefzeker richting een stoel die tien meter verderop staat en is voorzien van horens. Hij heeft beet en met gretige halen trekt hij zijn wilde stier naar zich toe. Een jaar geleden heeft een paard Jims been op meerdere plaatsen gebroken waardoor hij z’n werk op een ranch op het Canadese vasteland tijdelijk heeft moeten opgeven. Om de tijd te doden is hij aangesteld als baas van het Backpackers’ Hostel in Tofino, een dorpje aan de westkust van Vancouver Island. Hij heeft als opdracht de slechte reputatie van het Hostel, verkregen door het overvloedige blowen en feesten van haar hippieachtige bezoekers, op te poetsen. Terwijl de oorspronkelijke Indianen al lang uit Tofino verdwenen zijn, rookten post-hippies er tot voor kort massaal hun eigen vredespijp. In z’n vrije tijd geniet Jim, als iedere andere bezoeker van Tofino, van de overweldigende natuur hier aan de Pacific. En hij moet de kunst van het lasso werpen op peil houden, voor als hij weer terug kan naar de ranch en z’n lasso weer om echte stieren en paarden moet gaan gooien.

Het vooruitzicht van walvissen, regenwoud en stranden aan de Pacific, heeft ook Chris en mij naar Vancouver Island gelokt. Ik kwam Chris tegen in Vancouver waar ze deelnam aan een stromingsleerconferentie. Ze wilde op zee kajakken en walvissen zien. Stromingsleer in het groot, zegt ze. Zo nemen we eerst de boot naar Nanaimo. Van daaruit verder met de bus naar Tofino, dat is het idee. Maar we zijn te laat voor de enige bus die per dag naar de westkust gaat. Dan maar liften. Een familie van Indiaanse afkomst, vader, moeder en vier kinderen, pikt ons in hun grote auto op aan de oostkant van het eiland, in Nanaimo – van het Indiaanse Sne-Ny-Mo, ‘Waar de grote stam woont’. Hier vonden de Indianen in 1850 ‘een zwarte steen die kan branden’. De kolenindustrie bracht de familie Dunsmuir vervolgens een fortuin, maar ruïneerde de Indiaanse cultuur, zegt de vader. Moeder, met het jongste kind op schoot, zet dan een cassettebandje aan met Indiaanse trommelmuziek, maar de drie kinderen achter haar beginnen meteen te klagen. “Niet deze muziek!” Moeder bindt snel in en krijgt van haar dochter een ander bandje aangereikt. Zo rijden we op een houseritme verder door de stromende regen. Het ritme van de regendruppels verslaat het houseritme glansrijk. Het jongetje met de Chicago-Bulls-cap op zegt dat ze een oom in Tofino hebben waar we kajaks kunnen huren. Als we even later uitstappen in Port Alberni stopt hij ons een handvol folders toe. Eco-uitstapjes vanuit Tofino: walvissen, kajakken, regenwoud, warmwaterbronnen. Get away from civilization and into the quiet inlets of the...West Coast!, aldus de folder van Seaside Adventures. Binnen een mum van tijd krijgen we een volgende lift die ons langs besneeuwde bergtoppen en door het Pacific Rim National Park precies voor de deur van het Backpackers’ Hostel afzet, op het punt waar de weg ophoudt. Voor het Hostel een bordje For Sale. Maar Jim komt ons geruststellen. Vooralsnog blijft het Hostel bestaan en vinden we onderdak.

Tofino bestaat ‘s zomers ongeveer voor de helft uit toeristen, zegt Jim. Het Hostel is dan ook goed gevuld. Joel uit Québec – Hoe zijn de magic mushrooms in Amsterdam? – is alleen gekomen om in alle rust te blowen, op het strand aan de Pacific, of gewoon op het houten terras van het Hostel. Binnen heeft Jim het gebruik inmiddels verboden. Peter uit Australië –Normaal ben ik niet, maar wat moet ik met normale mensen? – is naarstig op zoek naar werk. Z’n geld is bijna op en hij wil hier wel een paar maanden blijven. Hij zwerft al tien jaar rond de wereld, her en der klusjes aannemend om geld te verdienen en weer verder te reizen. Hotelbediende op de Shetland Eilanden, stadsgids in Edinburgh, kelner in Victoria. Chris uit Toronto – man van de piepjes en de bliepjes – wil gewoon z’n saaie baan als geluidstechnicus vergeten in de stilte van Tofino. Op het terras glijdt de avond weg in de nacht, raken volle flessen en blikjes snel uitgeput en vermengen Engels, Duits en Frans zich onder de sterrenhemel tot een Babylonische spraakverwarring. In de vroege ochtend zie ik een wasbeer die rondsnuffelt tussen de op het terras achtergelaten resten van de vorige nacht.

De volgende avond wandelen Chris en ik naar het haventje van Tofino en we zien nog net hoe grote pakken levensmiddelen en toiletrollen verdwijnen in een boot. De Indianen die vroeger in Tofino woonden hebben hun toevlucht gezocht op een tegenover liggend eiland. Maar eens in de paar weken leggen ze hun boot aan de steiger van Tofino en gooien hem vol. Zo snel als mogelijk varen ze daarna echter terug naar hun kleurrijke houten hutten aan de overkant. Een enkele Indiaan is in het dorp blijven wonen en verdient wat met de schilderijen die hij maakt en tentoonstelt. Maar op de een of andere manier lijkt commerciële Indianenkunst je altijd achter te laten met een soort schuldgevoel. Indianen en American Express-stickers, dat vloekt met elkaar. Jim waarschuwt ons om de voordeur altijd goed achter ons dicht te doen. “Er lopen in het dorp een aantal natives rond in vrijwel permanente staat van dronkenschap”. Net als de Aboriginals grijpen ze naar de fles als laatste houvast. “Als de deur open staat lopen ze zomaar binnen”, zegt Jim.

Een dicht regenwoud strekt zich aan deze westelijke kant van het eiland uit. De temperatuur is er verre van tropisch, maar de hoeveelheid regen wel degelijk. Groen, groen en nog eens groen. Bomen van meer dan duizend jaar oud, soms twintig meter in omtrek. Jim raadt ons aan op de paden te blijven in het woud. “Als je ervan af gaat wijken is de kans klein de weg terug te vinden. Alles lijkt op elkaar en ik ben wel eens uren verdwaald. Het geluid van spelende kinderen bracht me uiteindelijk terug op m’n pad”.
Met de twee Chrissen uit het Hostel wil ik per kajak naar het regenwoud. En zo peddelen we samen met een gids en met Billy Bob, een Canadees met een grote baseball cap, op de eerste zonnige middag sinds weken van Tofino naar Meares Island. We leggen de kajaks aan bij de rand van het regenwoud. Op de achtergrond kijken majestueuze bergen toe. Ik waan me een heuse Indiaan. Onze gids vertelt hoe hij hier eens met z’n kajak aanlegde en bij één van die gigantische bomen een cameraploeg met een complete cateringservice aantrof. “Er bleek een promotiesessie opgenomen te worden voor een nieuwe plaat van Peter Gabriel. Alles moest per kleine bootjes worden aangevoerd. Transport door het woud is onmogelijk. Dezelfde boom heeft ook de National Geographic gesierd. Maar de wouden worden bedreigd door de houtkap. Regelmatig trekken milieugroeperingen met overgebleven groepen Indianen ten strijde tegen de grote houtkapbedrijven die werkzaam zijn op het eiland. Het in Vancouver opgerichte Greenpeace heeft hier in z’n kielzog vele kleinere milieu groeperingen doen ontstaan. De ongelijke strijd van milieu tegenover kapitaal en arbeid. In heel Brits Colombia, de provincie waartoe Vancouver Island behoort, zijn 750.000 mensen werkzaam in de houtkapindustrie, zegt de gids. Terwijl hij uitwijdt over de strijd tegen de houtkap, stelt Billy Bob, die veruit het hoogst liggende zwaartepunt onder ons peddelaars heeft, zich voor als chef bij een van de houtkapbedrijven. Even is de gids met stomheid geslagen. Billy Bob beweert dat ze heus niet zo onbezonnen kappen als wel wordt gesuggereerd. “Soms weigeren de houthakkers om stukken bos met zeldzame oude bomen te kappen. De adelaarsnesten die zich hier en daar hoog in de bomen bevinden moeten ook gespaard blijven”, zegt hij. Dat we op deze ecotocht al lang niet meer de eersten zijn is duidelijk als we even later een houten wegwijzer richting hemel gericht zien. Hoog in de bomen zien we een verlaten adelaarsnest.

Op de weg terug peddelt Billy Bob ver voor ons uit naar Tofino. Zijn vrouw wacht hem daar op en die houdt niet van te laat komen. De twee enorme adelaarsnesten die we onderweg op een klein eiland passeren zullen hem wel ontgaan zijn. Twee Bald Eagles kijken ons vanuit de hoogte niet begrijpend aan met hun witte koppen. Even later passeert op volle snelheid een rubberboot met in een soort rode poolpakken gehesen toeristen. Onze gids legt uit dat ze op zoek gaan naar walvissen die tussen Mexico en Noord Canada migreren en dus hier langs komen. De volgende dag hijsen we ons voor vijftig dollar zelf in die warme, rode pakken en gaan met een snelheid van zestig per uur op zoek naar zeehonden, zeeleeuwen en walvissen. Puffins waren ons weliswaar niet beloofd, maar die krijgen we er als toetje bij. De twee puffins die we op het water zien moeten in een goede bui zijn om niet meteen op de vlucht te slaan voor onze aanstormende ecoboot. Wel duiken ze snel kopje onder als de motor weer op volle toeren begint te draaien. Voorin de boot worden we dan in een rodeo losgelaten. De golven smijten ons meer dan een meter de lucht in waarna we met een harde klap telkens weer op het water neerslaan. Arme vis die net een luchtje wil scheppen.

Terug in het Hostel stormt een briesende Peter binnen. “Ik heb geen tieten”, roept hij boos. “Het is altijd hetzelfde. De baas wil alleen maar naar een vrouw kunnen kijken”. Hij was gaan informeren naar een baan bij een klein locaal restaurant, maar de baas wilde een vrouw en dat was nou net een van de weinige eisen waaraan hij niet kon voldoen. Jaren ervaring, zegt hij, en dan zo afgescheept worden. Hij heeft geen geld meer en moet werk vinden. “Het is niet in mijn handen”, zegt hij, “maar zo leef ik al tien jaar en het zal wel goed komen. Desnoods ga ik voor een tijd naar Victoria terug om daar weer kelner te worden en wat geld te verdienen”. Hij moet en zal hier een paar maanden blijven. Voor de natuur, maar ook voor de mensen.

Tofino, caleidoscopische mengeling van dolende wereldreizigers, mediterende Oibibiocursisten, post-hippies, stoere houtkappers, Gore-Tex-buitensporters en ontheemde Indianen. Is dat de reden dat op mijn wereldkaart met een schaal van 1:27.500.000 dit dorp met 1100 inwoners z’n eigen cirkeltje heeft?