Poolblog - Donderdag 24 april http://www.volkskrantblog.nl/blog/57852
Het is vijf uur in de nacht als we met een B737-200 van het vliegveld in Winnipeg opstijgen. Zonder bagage in te checken, zonder security-controle, zonder paspoort te laten zien. Gewoon namen afvinken op een lijstje. En met aan aangename babbel met de piloot.
Aan boord: zo’n veertig onderzoekers, een tiental bemanningsleden van de Amundsen-ijsbreker en twee journalisten, een Canadese collega-freelancer en ik. Tweeënhalf uur tot een brandstofstop in Yellowknife, en vervolgens nog anderhalf uur tot Inuvik.
John Iacozza, zee-ijsonderzoeker van de Universiteit van Manitoba gaat al voor de veertiende keer mee met zo’n soort expeditie. Hij vertelt over de grote veranderingen die optreden in het zee-ijs. Het wordt dunner, de oppervlakte neemt af, het smelt eerder, er is nauwelijks meer ijs dat aan het vasteland vastzit en het gedraagt zich veel onvoorspelbaarder dan gebruikelijk is. Iacozza bestudeert vooral wat deze veranderingen voor de ijsberen in petto hebben. “De ijsbeer zoekt relatief stabiele plekken op in het zee-ijs”, zegt hij. “Die stabiele plekken verschuiven echter meer en meer noordelijk. In de Amundsen Golf zijn ze steeds minder te vinden. Daar hebben ze minder zeehonden om op te jagen. We hebben al een paar maal mannetjesijsberen gezien die puur van de honger de kleintjes van een vrouwtje opaten.”
Om half tien landen we in Inuvik. De zon schijnt en de thermometer houdt het bij -10. We worden in negen groepen ingedeeld, die een voor een met een Twin Otter-toestel naar de Amundsen-ijsbreker worden gevlogen. Ik zit in groep zeven. Het zal nog tot vijf uur ’s middags duren eer we eindelijk koers zetten richting de Amundsen, met uren vertraging, en als laatste groep. Er moest wat gesleuteld worden aan het vliegtuig. Het arctisch gebied is dol op verrassingen, of het nu het weer is, het ijs, of de techniek.
Tijd te over om op het vliegveld van Inuvik alvast een flink deel van de onderzoekers aan de tand te voelen. Zo vertelt Jens Ehn over een incident van twee maanden geleden. De Twin Otter had net een verse groep onderzoekers op het ijs afgezet, toen het ijs precies tussen de groep en de boot begon te scheuren en ze van elkaar af begonnen te drijven. Uiteindelijk zat er niets anders op dan de boot uit de ene ijshelft te manoeuvreren en in de andere ijshelft te varen en daar de onderzoekers op te pikken.
De dansvloer van de duivel, noemen sommigen het zee-ijs. Zo onvoorspelbaar is het.
Vorige week nog speelden Amundsen-bemanningsleden ijshockey op een zelf afgebakend stukje zee-ijs vlakbij de boot. Na een half uur begon het veld in tweeën te breken. Een paar uur later was de breuk uitgedijd tot tientallen meters.
Om vijf uur verlaten we Inuvik en vliegen we naar de boot. Het uitzicht is onwerkelijk. Opeens wordt het besneeuwde vasteland omgetoverd tot besneeuwd zee-ijs. Overal lopen breuken. Soms flinterdun, soms tientallen meters breed. Een mozaïek van ijsschotsen drijft op de Amundsen Golf. Puzzelstukjes die uit elkaar schuiven. Kunstzinnige geometrie.
En dan, na een kleine twee uur, komt het ijs steeds dichterbij. Ineens duikt in de verte het rode schip op. Eén enkele rode stip in het witte landschap. Op het ijs is een landingsbaan geprepareerd, en geruisloos landt de Twin Otter op de bevroren Amundsen Golf. Nu is het echt koud, en is mijn poolkleding eindelijk geen luxe meer. Razendsnel gaat de bagage van boord. En voor we het weten staan we in een geïmproviseerd houten karretje dat achter een sneeuwscooter hangt. De scooter stuitert over het ijs naar de Amundsen. We kieperen net niet om.
Na drie dagen reizen, en met een heleboel verloren uren slaap, beklim ik de loopplank naar het dek.
Het is vijf uur in de nacht als we met een B737-200 van het vliegveld in Winnipeg opstijgen. Zonder bagage in te checken, zonder security-controle, zonder paspoort te laten zien. Gewoon namen afvinken op een lijstje. En met aan aangename babbel met de piloot.
Aan boord: zo’n veertig onderzoekers, een tiental bemanningsleden van de Amundsen-ijsbreker en twee journalisten, een Canadese collega-freelancer en ik. Tweeënhalf uur tot een brandstofstop in Yellowknife, en vervolgens nog anderhalf uur tot Inuvik.
John Iacozza, zee-ijsonderzoeker van de Universiteit van Manitoba gaat al voor de veertiende keer mee met zo’n soort expeditie. Hij vertelt over de grote veranderingen die optreden in het zee-ijs. Het wordt dunner, de oppervlakte neemt af, het smelt eerder, er is nauwelijks meer ijs dat aan het vasteland vastzit en het gedraagt zich veel onvoorspelbaarder dan gebruikelijk is. Iacozza bestudeert vooral wat deze veranderingen voor de ijsberen in petto hebben. “De ijsbeer zoekt relatief stabiele plekken op in het zee-ijs”, zegt hij. “Die stabiele plekken verschuiven echter meer en meer noordelijk. In de Amundsen Golf zijn ze steeds minder te vinden. Daar hebben ze minder zeehonden om op te jagen. We hebben al een paar maal mannetjesijsberen gezien die puur van de honger de kleintjes van een vrouwtje opaten.”
Om half tien landen we in Inuvik. De zon schijnt en de thermometer houdt het bij -10. We worden in negen groepen ingedeeld, die een voor een met een Twin Otter-toestel naar de Amundsen-ijsbreker worden gevlogen. Ik zit in groep zeven. Het zal nog tot vijf uur ’s middags duren eer we eindelijk koers zetten richting de Amundsen, met uren vertraging, en als laatste groep. Er moest wat gesleuteld worden aan het vliegtuig. Het arctisch gebied is dol op verrassingen, of het nu het weer is, het ijs, of de techniek.
Tijd te over om op het vliegveld van Inuvik alvast een flink deel van de onderzoekers aan de tand te voelen. Zo vertelt Jens Ehn over een incident van twee maanden geleden. De Twin Otter had net een verse groep onderzoekers op het ijs afgezet, toen het ijs precies tussen de groep en de boot begon te scheuren en ze van elkaar af begonnen te drijven. Uiteindelijk zat er niets anders op dan de boot uit de ene ijshelft te manoeuvreren en in de andere ijshelft te varen en daar de onderzoekers op te pikken.
De dansvloer van de duivel, noemen sommigen het zee-ijs. Zo onvoorspelbaar is het.
Vorige week nog speelden Amundsen-bemanningsleden ijshockey op een zelf afgebakend stukje zee-ijs vlakbij de boot. Na een half uur begon het veld in tweeën te breken. Een paar uur later was de breuk uitgedijd tot tientallen meters.
Om vijf uur verlaten we Inuvik en vliegen we naar de boot. Het uitzicht is onwerkelijk. Opeens wordt het besneeuwde vasteland omgetoverd tot besneeuwd zee-ijs. Overal lopen breuken. Soms flinterdun, soms tientallen meters breed. Een mozaïek van ijsschotsen drijft op de Amundsen Golf. Puzzelstukjes die uit elkaar schuiven. Kunstzinnige geometrie.
En dan, na een kleine twee uur, komt het ijs steeds dichterbij. Ineens duikt in de verte het rode schip op. Eén enkele rode stip in het witte landschap. Op het ijs is een landingsbaan geprepareerd, en geruisloos landt de Twin Otter op de bevroren Amundsen Golf. Nu is het echt koud, en is mijn poolkleding eindelijk geen luxe meer. Razendsnel gaat de bagage van boord. En voor we het weten staan we in een geïmproviseerd houten karretje dat achter een sneeuwscooter hangt. De scooter stuitert over het ijs naar de Amundsen. We kieperen net niet om.
Na drie dagen reizen, en met een heleboel verloren uren slaap, beklim ik de loopplank naar het dek.