Poolblog – Zondag 27 april http://www.volkskrantblog.nl/blog/57852
Het woord ‘klimaatverandering’ valt opvallend weinig aan boord van de Amundsen. Zeker, het is de belangrijkste drijfveer van het poolonderzoek dat hier gebeurt, maar elke onderzoeker ploetert met zijn eigen kleine puzzelstukje op, onder of in het zeeijs. En dat puzzelstukje ligt er – klimaatverandering of niet. Pas door het in elkaar schuiven van de belangrijkste puzzelstukjes, daagt uiteindelijk een overkoepelend beeld van wat klimaatverandering betekent voor het poolijs.
Politici willen zekerheid, maar wetenschappers kunnen nooit meer leveren dan waarschijnlijkheid, variërend van onzeker tot bijna zeker, maar zelden helemaal zeker. Gedetailleerde metingen zijn cruciaal om de nukken en grillen van het zee-ijs te doorgronden. Hoe reageert het ijs als het een paar graden warmer wordt? Computermodellen van het ijs, van de atmosfeer, of van wat dan ook, produceren altijd wel getallen – dat is geen kunst – maar het gaat erom de betrouwbaarheid van die getallenbrij in te schatten, en ook om elk onderdeel van een model experimenteel te toetsen. Het ontbreekt veel meer aan metingen dan aan modellen.
Als we in de ochtend de loopbrug van het schip afdalen, is het -18 graden – uit de wind wel te verstaan. De mist van gisteren is verdwenen. De zon schijnt. Maar dezelfde richting waarvandaan de zonnestralen komen, daarvandaan waait ook de wind. Het is een matige wind, maar toch. Hij verpest dubbel en dik wat de zon aan aangenaams serveert. Ik voel vandaag wat windchill in de poolstreek kan betekenen. Mijn tenen zullen nog een halve dag natintelen.
Vandaag ga ik een ochtend mee met professor John Yackel van de Universiteit van Calgary, en een paar studenten. Het puzzelstukje dat hen bezighoudt is hoe de dikte van de sneeuwdeken de fysische eigenschappen van het zeeijs beïnvloedt.
In de binnenzak van mijn jas heb ik mijn geluidsrecorder een warm plekje gegeven, zodat de batterij het in de kou niet binnen tien minuten begeeft. De microfoon trek ik door de halsopening en ik laat het snoer zakken tot bijna tegen de sneeuw aan. Met z’n zessen lopen we het besneeuwde ijs op en ik vereeuwig het geluid van de knerpende sneeuw. Het zeeijs eronder is vrij ruw. IJsschotsen duwen onder invloed van de wind tegen elkaar aan. Door de druk wordt het ijs op sommige plaatsen omhoog gedrukt. In onze omgeving maximaal enkele tientallen centimeters, maar de druk kan het ijs ook wel meters hoog opstuwen. Vandaar ook dat er lucht tussen het ijs en het water kan zitten.
Mijn kamergenoot Roger Memorana, de enige eskimo aan boord – hij vertelde me dat ik hem gerust eskimo mag noemen in plaats van Inuit, de tegenwoordig politiek correctere naam – is als een soort manusje van alles meegegaan (later meer over hem…). Roger graaft het eerste vierkante sneeuwgat, tot het ijs helemaal open en bloot ligt. Een van de studenten gaat vervolgens op zijn knieën in het gat zitten. Op verschillende sneeuwdieptes meet hij de temperatuur van de sneeuw en neemt hij sneeuwmonsters, onder andere om de sneeuwkorrelgrootte te meten.
“Hoe dikker de sneeuw, hoe beter het ijs thermisch geïsoleerd wordt”, legt Yackel uit. “Is de sneeuwlaag dun, dan komt er veel koude lucht bij het ijs. Is de sneeuwlaag dik, dan werkt de sneeuw als een warme deken. Temperatuur, zoutgehalte en elektrische eigenschappen van het zeeijs variëren met de dikte van de sneeuwlaag.” De elektrische eigenschappen zijn van belang om te achterhalen hoe de satellietmetingen van de ijsdikte precies geïnterpreteerd moeten worden. Ook vergelijkt Yackel vandaag een oud en een nieuw sneeuwmeetinstrument met elkaar. Check-check-dubbelcheck.
Afstudeerstudente Lauren Candlish van de Universiteit van Manitoba draagt poolschoenen, maar begint na een uur toch wat wanhopig op en neer te springen: “Wat ik ook doe of draag, na een uur op het ijs beginnen mijn handen en voeten koud te worden.”
Terwijl we een tweede sneeuwput graven en opmeten, zien we de helikopter van de Amundsen een inspectievlucht in de omgeving uitvoeren. De kapitein vertelde gisteren dat hij de boot naar een betere plek in het ijs wil varen. Maar omdat hij de boordlabs niet op orde vindt – rondslingerende chemicaliën, niet gelabelde potjes en doosjes, dozen die in de weg staan – vindt hij het niet verantwoord de boot in beweging te brengen. En dus wordt iedereen verzocht de labs zo spoedig mogelijk op te ruimen. Dan kunnen we een stukje gaan varen en ijs gaan breken.
Het woord ‘klimaatverandering’ valt opvallend weinig aan boord van de Amundsen. Zeker, het is de belangrijkste drijfveer van het poolonderzoek dat hier gebeurt, maar elke onderzoeker ploetert met zijn eigen kleine puzzelstukje op, onder of in het zeeijs. En dat puzzelstukje ligt er – klimaatverandering of niet. Pas door het in elkaar schuiven van de belangrijkste puzzelstukjes, daagt uiteindelijk een overkoepelend beeld van wat klimaatverandering betekent voor het poolijs.
Politici willen zekerheid, maar wetenschappers kunnen nooit meer leveren dan waarschijnlijkheid, variërend van onzeker tot bijna zeker, maar zelden helemaal zeker. Gedetailleerde metingen zijn cruciaal om de nukken en grillen van het zee-ijs te doorgronden. Hoe reageert het ijs als het een paar graden warmer wordt? Computermodellen van het ijs, van de atmosfeer, of van wat dan ook, produceren altijd wel getallen – dat is geen kunst – maar het gaat erom de betrouwbaarheid van die getallenbrij in te schatten, en ook om elk onderdeel van een model experimenteel te toetsen. Het ontbreekt veel meer aan metingen dan aan modellen.
Als we in de ochtend de loopbrug van het schip afdalen, is het -18 graden – uit de wind wel te verstaan. De mist van gisteren is verdwenen. De zon schijnt. Maar dezelfde richting waarvandaan de zonnestralen komen, daarvandaan waait ook de wind. Het is een matige wind, maar toch. Hij verpest dubbel en dik wat de zon aan aangenaams serveert. Ik voel vandaag wat windchill in de poolstreek kan betekenen. Mijn tenen zullen nog een halve dag natintelen.
Vandaag ga ik een ochtend mee met professor John Yackel van de Universiteit van Calgary, en een paar studenten. Het puzzelstukje dat hen bezighoudt is hoe de dikte van de sneeuwdeken de fysische eigenschappen van het zeeijs beïnvloedt.
In de binnenzak van mijn jas heb ik mijn geluidsrecorder een warm plekje gegeven, zodat de batterij het in de kou niet binnen tien minuten begeeft. De microfoon trek ik door de halsopening en ik laat het snoer zakken tot bijna tegen de sneeuw aan. Met z’n zessen lopen we het besneeuwde ijs op en ik vereeuwig het geluid van de knerpende sneeuw. Het zeeijs eronder is vrij ruw. IJsschotsen duwen onder invloed van de wind tegen elkaar aan. Door de druk wordt het ijs op sommige plaatsen omhoog gedrukt. In onze omgeving maximaal enkele tientallen centimeters, maar de druk kan het ijs ook wel meters hoog opstuwen. Vandaar ook dat er lucht tussen het ijs en het water kan zitten.
Mijn kamergenoot Roger Memorana, de enige eskimo aan boord – hij vertelde me dat ik hem gerust eskimo mag noemen in plaats van Inuit, de tegenwoordig politiek correctere naam – is als een soort manusje van alles meegegaan (later meer over hem…). Roger graaft het eerste vierkante sneeuwgat, tot het ijs helemaal open en bloot ligt. Een van de studenten gaat vervolgens op zijn knieën in het gat zitten. Op verschillende sneeuwdieptes meet hij de temperatuur van de sneeuw en neemt hij sneeuwmonsters, onder andere om de sneeuwkorrelgrootte te meten.
“Hoe dikker de sneeuw, hoe beter het ijs thermisch geïsoleerd wordt”, legt Yackel uit. “Is de sneeuwlaag dun, dan komt er veel koude lucht bij het ijs. Is de sneeuwlaag dik, dan werkt de sneeuw als een warme deken. Temperatuur, zoutgehalte en elektrische eigenschappen van het zeeijs variëren met de dikte van de sneeuwlaag.” De elektrische eigenschappen zijn van belang om te achterhalen hoe de satellietmetingen van de ijsdikte precies geïnterpreteerd moeten worden. Ook vergelijkt Yackel vandaag een oud en een nieuw sneeuwmeetinstrument met elkaar. Check-check-dubbelcheck.
Afstudeerstudente Lauren Candlish van de Universiteit van Manitoba draagt poolschoenen, maar begint na een uur toch wat wanhopig op en neer te springen: “Wat ik ook doe of draag, na een uur op het ijs beginnen mijn handen en voeten koud te worden.”
Terwijl we een tweede sneeuwput graven en opmeten, zien we de helikopter van de Amundsen een inspectievlucht in de omgeving uitvoeren. De kapitein vertelde gisteren dat hij de boot naar een betere plek in het ijs wil varen. Maar omdat hij de boordlabs niet op orde vindt – rondslingerende chemicaliën, niet gelabelde potjes en doosjes, dozen die in de weg staan – vindt hij het niet verantwoord de boot in beweging te brengen. En dus wordt iedereen verzocht de labs zo spoedig mogelijk op te ruimen. Dan kunnen we een stukje gaan varen en ijs gaan breken.