Poolblog – Vrijdag 25 april http://www.volkskrantblog.nl/blog/57852
De eerste volle Amundsen-dag bestaat uit snuffelen. Snuffelen aan elkaar en aan de boot. Eerst stelt iedereen zich voor en daarna maakt de kapitein ons wegwijs in ‘Discipline, safety & savoir vivre’ (de volledige bemanning komt uit Quebec en is dus Franstalig). In totaal zijn we met tachtig personen aan boord. Veiligheid gaat voor alles. Wetenschappelijke instrumenten gaan geregeld in het ijs verloren, maar dat mag met mensen niet gebeuren. Iedereen brengt een kort bezoek aan de boordarts, die je bloeddruk opneemt en in vogelvlucht de grote en kleine kwaaltjes met je doorneemt. Alles in goed vertrouwen, zegt ze. Heel veel heeft ze kennelijk niet te doen, want ze zegt dat je ook mag langskomen voor een praatje.
Wie in zijn eentje het ijs op wil, moet dat kenbaar maken aan het personeel, moet een satelliettelefoon meenemen, een toestel om radiocontact te maken met de boot en extra batterijen die je binnen in je jas warm moet houden. Batterijen hebben een bloedhekel aan kou en kunnen er, als je pech hebt, na een kwartier al de brui aan geven. Vanuit de navigatiehut wordt verder voortdurend in de gaten gehouden wie waar op het ijs rondloopt.
“Je denkt wel dat je maar voor vijf minuten het ijs op gaat”, zegt de kapitein, “maar als je pech hebt worden dat een paar uur.” Als je door een breuk in het ijs gescheiden wordt van de boot, biedt de helikopter die aan boord is redding. Verder van de boot vandaan mag alleen voor wie een geweer meeneemt – en er ook nog mee kan schieten. IJsberen zien er weliswaar aaibaar uit, maar dat denken de beren niet van ons. Eén van de wetenschappers vraagt om een extra schietoefening, om weer een beetje in het ritme te komen. En dus wordt er voor morgen een oefensessie op het ijs belegd.
Later in de morgen meldt de kapitein dat hij vanuit de navigatiehut met zijn verrekijker een ijsbeer heeft gespot, op ongeveer een kilometer van de boot, en dat de beer richting het schip loopt. Als hij te dicht bij de boot komt, wordt er eenmaal op een fluit geblazen. Maar de rest van de dag heb ik geen fluit gehoord.
Na het theoretische blokje discipline en veiligheid worden we ingewijd in de praktische geheimen van de boot. Een rondleiding langs elk dek, vooral langs plekken die essentieel zijn voor de veiligheid: reddingsboeien, reddingsboten, helikopterdek, alarmbellen, rookmelders, brandblusapparaten, brandslangen, speciale deuren die water kunnen tegenhouden, een hok vol met overlevingspakken, en vast nog meer dingen die ik nu vergeten ben (zoals dat vaak gaat met veiligheidsinstructies).
Als enige die nog niet met een wetenschappelijke poolexpeditie is meegevaren, mag ik me in zo’n waterdicht survivalpak hijsen, waarmee je in geval van nood de poolzee in kunt springen. Het oppervlaktezeewater is hier -1,7 graden (zout werkt vriespuntverlagend) en hoewel het pak je droog houdt, houdt het je niet lang warm. Het is meer uitstel van executie – hopen dat er op tijd hulp komt. Ik krijg ook praktische instructie hoe ik een menselijke ketting moet vormen voor het geval ik met meerdere lotgenoten tegelijk in het water beland. Dicht tegen elkaar aan, en goed vasthouden.
O ja, aan het savoir vivre werd vandaag de minste tijd besteed. De bar is geopend op dinsdag, donderdag en zaterdag van acht tot elf ’s avonds. Er moet altijd een principal scientist een oog in het zeil houden…op zijn minst om het aantal consumpties p.p. te tellen. Vijf is de limiet.
Niemand waagt zich vandaag nog op het ijs, behalve enkele doorgewinterde bemanningsleden die nagestuurde wetenschappelijke instrumenten gaan ophalen van een vliegtuigje. En dus hou ik het ook bij het bovenste buitendek, dat een subliem uitzicht biedt op het inmiddels bevroren spoor van de Amundsen in de omliggende poolwoestijn. Ik sta als enige op het dek. Mijn savoir vivre van vandaag. Even navragen leert dat we nu op 71,0450 graden noorderbreedte zitten, en 123,2580 graden westerlengte. De zon schijnt. Het is 16 graden onder nul en er staat nauwelijks wind. Behalve wat geluid van de boot is het muisstil in de omgeving. De zon staat laag aan de hemel, maar de schittering op het besneeuwde ijs is oogverblindend, en zonder zonnebril gaan je ogen snel pijn doen.
Om de nieuwe lichting gisteren op te pikken, en het vliegtuig te laten landen, moest de boot voldoende dik ijs opzoeken. Hij heeft zich vastgevaren in het ijs – hier ongeveer anderhalve meter dik en minder dan een jaar oud – en de bedoeling is dat hij hier zo lang mogelijk blijft liggen. In ieder geval tot het ijs gaat opbreken. De wetenschappers die meten aan zee-ijs, willen liefst zo lang mogelijk aan hetzelfde ijs meten.
Het moment waarop ‘ons’ zee-ijs opbreekt, kan over een uur zijn, maar dat kan ook over tien dagen zijn. Dat is zo’n beetje het verwachte maximum. En als dat het geval is, dan zal ik met de Amundsen weinig varen. Overigens is dat stil liggen relatief. Zee-ijs ligt nooit stil. We drijven met het ijs mee, met een driftsnelheid van ongeveer een kilometer per uur. Ik heb geen idee waarheen.
De eerste volle Amundsen-dag bestaat uit snuffelen. Snuffelen aan elkaar en aan de boot. Eerst stelt iedereen zich voor en daarna maakt de kapitein ons wegwijs in ‘Discipline, safety & savoir vivre’ (de volledige bemanning komt uit Quebec en is dus Franstalig). In totaal zijn we met tachtig personen aan boord. Veiligheid gaat voor alles. Wetenschappelijke instrumenten gaan geregeld in het ijs verloren, maar dat mag met mensen niet gebeuren. Iedereen brengt een kort bezoek aan de boordarts, die je bloeddruk opneemt en in vogelvlucht de grote en kleine kwaaltjes met je doorneemt. Alles in goed vertrouwen, zegt ze. Heel veel heeft ze kennelijk niet te doen, want ze zegt dat je ook mag langskomen voor een praatje.
Wie in zijn eentje het ijs op wil, moet dat kenbaar maken aan het personeel, moet een satelliettelefoon meenemen, een toestel om radiocontact te maken met de boot en extra batterijen die je binnen in je jas warm moet houden. Batterijen hebben een bloedhekel aan kou en kunnen er, als je pech hebt, na een kwartier al de brui aan geven. Vanuit de navigatiehut wordt verder voortdurend in de gaten gehouden wie waar op het ijs rondloopt.
“Je denkt wel dat je maar voor vijf minuten het ijs op gaat”, zegt de kapitein, “maar als je pech hebt worden dat een paar uur.” Als je door een breuk in het ijs gescheiden wordt van de boot, biedt de helikopter die aan boord is redding. Verder van de boot vandaan mag alleen voor wie een geweer meeneemt – en er ook nog mee kan schieten. IJsberen zien er weliswaar aaibaar uit, maar dat denken de beren niet van ons. Eén van de wetenschappers vraagt om een extra schietoefening, om weer een beetje in het ritme te komen. En dus wordt er voor morgen een oefensessie op het ijs belegd.
Later in de morgen meldt de kapitein dat hij vanuit de navigatiehut met zijn verrekijker een ijsbeer heeft gespot, op ongeveer een kilometer van de boot, en dat de beer richting het schip loopt. Als hij te dicht bij de boot komt, wordt er eenmaal op een fluit geblazen. Maar de rest van de dag heb ik geen fluit gehoord.
Na het theoretische blokje discipline en veiligheid worden we ingewijd in de praktische geheimen van de boot. Een rondleiding langs elk dek, vooral langs plekken die essentieel zijn voor de veiligheid: reddingsboeien, reddingsboten, helikopterdek, alarmbellen, rookmelders, brandblusapparaten, brandslangen, speciale deuren die water kunnen tegenhouden, een hok vol met overlevingspakken, en vast nog meer dingen die ik nu vergeten ben (zoals dat vaak gaat met veiligheidsinstructies).
Als enige die nog niet met een wetenschappelijke poolexpeditie is meegevaren, mag ik me in zo’n waterdicht survivalpak hijsen, waarmee je in geval van nood de poolzee in kunt springen. Het oppervlaktezeewater is hier -1,7 graden (zout werkt vriespuntverlagend) en hoewel het pak je droog houdt, houdt het je niet lang warm. Het is meer uitstel van executie – hopen dat er op tijd hulp komt. Ik krijg ook praktische instructie hoe ik een menselijke ketting moet vormen voor het geval ik met meerdere lotgenoten tegelijk in het water beland. Dicht tegen elkaar aan, en goed vasthouden.
O ja, aan het savoir vivre werd vandaag de minste tijd besteed. De bar is geopend op dinsdag, donderdag en zaterdag van acht tot elf ’s avonds. Er moet altijd een principal scientist een oog in het zeil houden…op zijn minst om het aantal consumpties p.p. te tellen. Vijf is de limiet.
Niemand waagt zich vandaag nog op het ijs, behalve enkele doorgewinterde bemanningsleden die nagestuurde wetenschappelijke instrumenten gaan ophalen van een vliegtuigje. En dus hou ik het ook bij het bovenste buitendek, dat een subliem uitzicht biedt op het inmiddels bevroren spoor van de Amundsen in de omliggende poolwoestijn. Ik sta als enige op het dek. Mijn savoir vivre van vandaag. Even navragen leert dat we nu op 71,0450 graden noorderbreedte zitten, en 123,2580 graden westerlengte. De zon schijnt. Het is 16 graden onder nul en er staat nauwelijks wind. Behalve wat geluid van de boot is het muisstil in de omgeving. De zon staat laag aan de hemel, maar de schittering op het besneeuwde ijs is oogverblindend, en zonder zonnebril gaan je ogen snel pijn doen.
Om de nieuwe lichting gisteren op te pikken, en het vliegtuig te laten landen, moest de boot voldoende dik ijs opzoeken. Hij heeft zich vastgevaren in het ijs – hier ongeveer anderhalve meter dik en minder dan een jaar oud – en de bedoeling is dat hij hier zo lang mogelijk blijft liggen. In ieder geval tot het ijs gaat opbreken. De wetenschappers die meten aan zee-ijs, willen liefst zo lang mogelijk aan hetzelfde ijs meten.
Het moment waarop ‘ons’ zee-ijs opbreekt, kan over een uur zijn, maar dat kan ook over tien dagen zijn. Dat is zo’n beetje het verwachte maximum. En als dat het geval is, dan zal ik met de Amundsen weinig varen. Overigens is dat stil liggen relatief. Zee-ijs ligt nooit stil. We drijven met het ijs mee, met een driftsnelheid van ongeveer een kilometer per uur. Ik heb geen idee waarheen.