Poolblog – Dinsdag 29 april http://www.volkskrantblog.nl/blog/57852
Terwijl ik dit stukje in mijn boordhut zit te tikken, kijk ik af en toe naar de tv. Niet naar een van de vele satellietkanalen, maar naar wat de zes camera’s zien, die op het dek staan opgesteld. Wie lui is, kan op de Amundsen in bed blijven liggen en kijken wat buiten gebeurt. Een van de camera’s kijkt naar het oosten over het ijs uit. Als Roger, mijn kamergenoot, het beeld ziet, zegt hij: “Die donkere band helemaal aan het eind van het ijs, is het open water. Daar ligt de flaw lead.”
Ik loop even naar de brug om met een verrekijker naar het open water gaan kijken. Boven het open water hangen donkere wolken. Hoe meer open water, hoe groter de kans op wolkenvorming. Meestal donkere wolken. Alleen al door naar de lucht te kijken kun je een idee krijgen waar de open plekken in het zeeijs liggen.
Onze boordhut is eigenlijk de ziekenhuiskamer van het schip. Maar wegens ruimtegebrek wordt deze nu ook gebruikt. Nadeel is dat de ziekenhuiskamer kleiner is dan de andere kamers. Maar een voordeel is dat we twee comfortabele ziekenhuisbedden hebben, waartussen je een gordijn kunt dichttrekken, terwijl andere kamers stapelbedden hebben. Bijkomend voordeel is ook dat we een eigen douche hebben, en dat is in lang niet alle andere kamers het geval.
Als ik mijn kamergenoot vraag wat het vroeg opbreken van het ijs voor hem en zijn dorpsgenoten van Ulukhaktok/Holman betekent, zegt hij: “Dat we het niet meer kunnen gebruiken om te jagen en om ons over te verplaatsen. Dus gaan we meer naar het noorden.” Roger is van het type korte, to-the-point-antwoorden. Niet uit onwil, maar omdat hij het zo gewend is. Maar hij zegt er lachend achteraan: “Geef me een boot en ik roei naar huis”. Hij past zich wel aan. Dat neemt niet weg dat hij zich wel degelijk zorgen maakt over de globale effecten van de smeltende noordpool.
De eskimo’s observeren dunner, zachter en onvoorspelbaarder ijs, onvoorspelbaarder weer, ongebruikelijk gedrag van de dieren en veranderende sneeuwcondities. En dan gaat het om veranderingen die buiten de natuurlijke poolvariaties vallen en al twee tot drie decennia een trend vormen. Genoeg reden om met wetenschappelijke experimenten en modellen een vinger achter deze veranderingen te krijgen.
Eskimo-observaties kunnen een waardevolle aanvulling vormen op deze keiharde wetenschappelijke metingen. Natuurlijk moeten ze zoveel als mogelijk gecheckt worden, en dat gebeurt sinds een jaar of tien ook. John Iacozza, zeeijsonderzoeker van de Universiteit van Manitoba, vertelt me dat hij uit zijn metingen sinds 1995 de variabiliteit van het zeeijs heeft geanalyseerd. Hij heeft in getallen gevat wat de eskimo’s ook al waarnamen: “De belangrijkste conclusie is dat het zeeijs onvoorspelbaarder is geworden”, vertelt Iacozza. “Vroeger kon je vrij goed voorspellen wanneer het ijs begon op te breken, hoe uitgebreid het landvast-ijs was en hoe uitgebreid het los liggende zeeijs. Dat kan nu niet meer.”
Daarnaast geven de eskimo’s ook gedetailleerde, lokale informatie over de pooltoestand uit het verleden, toen er niet of nauwelijks wetenschappelijke metingen werden verricht. Ik vraag Roger naar zijn poolherinneringen van vroeger.
“Ik leerde op mijn veertiende van mijn vader hoe je een iglo moet bouwen”, vertelt hij. “Een eenpersoons iglo bouw ik in een uur of vijf. Samen met mijn vader maakte ik honderden kilometers lange tochten, jagend op ijsberen. Eerst met de slee, later met de sneeuwscooter. Van Holman naar Cambridge Bay in het uiterste zuidoosten op hetzelfde Victoria Island, en van daaruit via het bevroren McClintock Channel naar Resolute.”
Resolute is een van de meeste noordelijke eskimonederzetting, op het eilandje Cornwallis. Onderweg bouwden ze iglo’s om in te overnachten. Na de overnachting gaven ze de iglo terug aan de krachten van de sneeuw, het ijs, en aan die van ijsberen en poolvossen. “De sneeuw is geleidelijk aan droger en harder geworden”, vertelt mijn kamergenoot. “De afgelopen tien jaar kun je dat echt merken. De sneeuw valt sneller uit elkaar, waardoor je moeilijker een iglo kunt bouwen.”
Als ik hem vertel hoe ik me op het ijs voel, ondanks de kou, zegt hij een voor mij onverstaanbaar eskimowoord. Hij schrijft het voor me op: ‘quviannikumut’. Eskimo voor ‘je diep gelukkig voelen’.
Roger gaat regelmatig naar de claustrofobische fitnessruimte aan boord. “Ik moet bewegen.” En dat is iets wat aan boord, behalve het trappen op en af lopen, niet echt kan. Een ontspannen ommetje op het ijs zit er met alle veiligheidsmaatregelen en de kou ook niet in. Ter compensatie staan op een buitendek, in een kennelijk nutteloos hok, een loopband en twee fietsen tegen elkaar aan gedrukt. Nadeel van de ruimte: als je uitgezweet bent, moet je eerst de vrieskou in, om na een paar meter pas weer naar binnen te gaan. Maar de fitnessruimte wordt volop gebruikt om op de boot in conditie te blijven. “Hoeveel heb je gelopen”, vraag ik als hij later in de middag in onze kamer terugkeert van de loopband. “42 kilometer”, grapt hij.
Terwijl ik dit stukje in mijn boordhut zit te tikken, kijk ik af en toe naar de tv. Niet naar een van de vele satellietkanalen, maar naar wat de zes camera’s zien, die op het dek staan opgesteld. Wie lui is, kan op de Amundsen in bed blijven liggen en kijken wat buiten gebeurt. Een van de camera’s kijkt naar het oosten over het ijs uit. Als Roger, mijn kamergenoot, het beeld ziet, zegt hij: “Die donkere band helemaal aan het eind van het ijs, is het open water. Daar ligt de flaw lead.”
Ik loop even naar de brug om met een verrekijker naar het open water gaan kijken. Boven het open water hangen donkere wolken. Hoe meer open water, hoe groter de kans op wolkenvorming. Meestal donkere wolken. Alleen al door naar de lucht te kijken kun je een idee krijgen waar de open plekken in het zeeijs liggen.
Onze boordhut is eigenlijk de ziekenhuiskamer van het schip. Maar wegens ruimtegebrek wordt deze nu ook gebruikt. Nadeel is dat de ziekenhuiskamer kleiner is dan de andere kamers. Maar een voordeel is dat we twee comfortabele ziekenhuisbedden hebben, waartussen je een gordijn kunt dichttrekken, terwijl andere kamers stapelbedden hebben. Bijkomend voordeel is ook dat we een eigen douche hebben, en dat is in lang niet alle andere kamers het geval.
Als ik mijn kamergenoot vraag wat het vroeg opbreken van het ijs voor hem en zijn dorpsgenoten van Ulukhaktok/Holman betekent, zegt hij: “Dat we het niet meer kunnen gebruiken om te jagen en om ons over te verplaatsen. Dus gaan we meer naar het noorden.” Roger is van het type korte, to-the-point-antwoorden. Niet uit onwil, maar omdat hij het zo gewend is. Maar hij zegt er lachend achteraan: “Geef me een boot en ik roei naar huis”. Hij past zich wel aan. Dat neemt niet weg dat hij zich wel degelijk zorgen maakt over de globale effecten van de smeltende noordpool.
De eskimo’s observeren dunner, zachter en onvoorspelbaarder ijs, onvoorspelbaarder weer, ongebruikelijk gedrag van de dieren en veranderende sneeuwcondities. En dan gaat het om veranderingen die buiten de natuurlijke poolvariaties vallen en al twee tot drie decennia een trend vormen. Genoeg reden om met wetenschappelijke experimenten en modellen een vinger achter deze veranderingen te krijgen.
Eskimo-observaties kunnen een waardevolle aanvulling vormen op deze keiharde wetenschappelijke metingen. Natuurlijk moeten ze zoveel als mogelijk gecheckt worden, en dat gebeurt sinds een jaar of tien ook. John Iacozza, zeeijsonderzoeker van de Universiteit van Manitoba, vertelt me dat hij uit zijn metingen sinds 1995 de variabiliteit van het zeeijs heeft geanalyseerd. Hij heeft in getallen gevat wat de eskimo’s ook al waarnamen: “De belangrijkste conclusie is dat het zeeijs onvoorspelbaarder is geworden”, vertelt Iacozza. “Vroeger kon je vrij goed voorspellen wanneer het ijs begon op te breken, hoe uitgebreid het landvast-ijs was en hoe uitgebreid het los liggende zeeijs. Dat kan nu niet meer.”
Daarnaast geven de eskimo’s ook gedetailleerde, lokale informatie over de pooltoestand uit het verleden, toen er niet of nauwelijks wetenschappelijke metingen werden verricht. Ik vraag Roger naar zijn poolherinneringen van vroeger.
“Ik leerde op mijn veertiende van mijn vader hoe je een iglo moet bouwen”, vertelt hij. “Een eenpersoons iglo bouw ik in een uur of vijf. Samen met mijn vader maakte ik honderden kilometers lange tochten, jagend op ijsberen. Eerst met de slee, later met de sneeuwscooter. Van Holman naar Cambridge Bay in het uiterste zuidoosten op hetzelfde Victoria Island, en van daaruit via het bevroren McClintock Channel naar Resolute.”
Resolute is een van de meeste noordelijke eskimonederzetting, op het eilandje Cornwallis. Onderweg bouwden ze iglo’s om in te overnachten. Na de overnachting gaven ze de iglo terug aan de krachten van de sneeuw, het ijs, en aan die van ijsberen en poolvossen. “De sneeuw is geleidelijk aan droger en harder geworden”, vertelt mijn kamergenoot. “De afgelopen tien jaar kun je dat echt merken. De sneeuw valt sneller uit elkaar, waardoor je moeilijker een iglo kunt bouwen.”
Als ik hem vertel hoe ik me op het ijs voel, ondanks de kou, zegt hij een voor mij onverstaanbaar eskimowoord. Hij schrijft het voor me op: ‘quviannikumut’. Eskimo voor ‘je diep gelukkig voelen’.
Roger gaat regelmatig naar de claustrofobische fitnessruimte aan boord. “Ik moet bewegen.” En dat is iets wat aan boord, behalve het trappen op en af lopen, niet echt kan. Een ontspannen ommetje op het ijs zit er met alle veiligheidsmaatregelen en de kou ook niet in. Ter compensatie staan op een buitendek, in een kennelijk nutteloos hok, een loopband en twee fietsen tegen elkaar aan gedrukt. Nadeel van de ruimte: als je uitgezweet bent, moet je eerst de vrieskou in, om na een paar meter pas weer naar binnen te gaan. Maar de fitnessruimte wordt volop gebruikt om op de boot in conditie te blijven. “Hoeveel heb je gelopen”, vraag ik als hij later in de middag in onze kamer terugkeert van de loopband. “42 kilometer”, grapt hij.